Ik ga nog even verder met Ernst Herbeck. Onderdompeling. Als eerbetoon citeer ik het hele essay van Stefan Hertmans; ‘Een vette kluif volstaat’,ondertitel;’bij de dood van Ernst Herbeck’. Het essay staat in de essaybundel ‘Het putje van Milete’ en is in 2002 uitgegeven. Stefan Hertmans schreef het essay in 1992 voor de Poëziekrant.En heel langzaam maak ik de hommage; of het lukt? Er is een begin. Nu Stefan Hertmans over Ernst Herbeck. ‘Op 11 september 1991 is op eenenzeventigjarige leeftijd de Oostenrijkse patiënt Ernst Herbeck overleden, in de psychiatrische kliniek te Klosterneuburg bij Wenen, waar hij vijfenveerig jaar verbleef. Ernst Herbeck was wat je noemt een brave en meegaande patiënt. We kunnen er nog een hoop clichés tegenaan gooien. Herbeck was altijd zachtmoedig, bijna innemend melancholisch, beleefd en correct. Hij zag uit naar zijn ‘rookpauze’, gaf bereidwillig antwoorden aan zijn begeleidende psychiater Leo Navratil, zij het niet altijd zonder tekenen van vermoeidheid of anders duidelijk met het verlangen om alleen te worden gelaten. Als hem gevraagd werd hoe het allemaal gekomen was, zweeg hij of mompelde dat het allemaal de schuld van zijn ouders was. ‘Ziet u, geachte Heer Navratil, sedert mijn achtste jaar heb ik al het gevoel überhaupt niet mee te kunnen.’ ‘Voel je je dan ontgoocheld door je ouders?’ ‘Ja.’ ‘Nu zijn ze dood. Ik zou je uit de kliniek kunnen ontslaan. Maar wat zou je dan doen?’ ‘Me verstoppen.’ ‘Waar?’ ‘In de kelder.’ ‘Waarom je verstoppen?’ ‘Dat niemand me nog ziet.’ ‘Waarom mogen ze je niet zien?’ ‘Dat is toch vreselijk, dat zien.’ ‘Hoezo vreselijk?’ ‘Dat groeten en dat danken, daar houd ik niet van.’ Leo Navratil hield er een speciale vorm van therapie op na, die hem geen windeieren heeft gelegd: hij werd er beroemd mee. Hij liet al zijn patiënten creatief bezig zijn en stimuleerde ze om daarmee naar buiten te komen. Vooral in de jaren zestig waren therapeutische workshops zeer in de mode. Het maakte verzorging in vele gevallen makkelijker: patiënten werden rustiger, leken in zichzelf een verklaring uit te tekenen voor wat hun was overkomen en waarover ze niet konden spreken goed. Ik wilde verdergaan met Celan, maar gisteren vond ik een Raster over ‘Zwijgen’ met daarin ‘Archieven van het zwijgen’. Daarin een aantal gedichten van Herbeck, die ga ik zeker citeren maar daar voor een prachtige tekst van Gerhard Roth ‘Het huis van de slapende rede’. Het verhaal geeft een blik in de inrichting Gugging waar Herbeck jaren heeft gezeten. Hij heeft Herbeck ook ontmoet. Ik denk dat ik dat hier ook helemaal wil overschrijven. Het is uiteindelijk een hommage. En wat voor een.(Raster 84, 1999)