Klara Obermüller over Gerhard Roth; vervolg. ”Het is een troost dat iemand bij het zien van deze wereld krankzinnig wordt,’ heeft Gerhard Roth in een gesprek gezegd en hij sprak daarin de hoop uit dat er juist van hen die door de onaangepastheid van hun gedrag de enig adequate reactie op de toestand van de wereld aan de dag leggen, een nieuwe filosofie zou uitgaan. ‘want alleen wanhopige mensen,’ zo lezen we aan het einde van de roman ‘Der Untersuchungsrichter’, ‘doorzien het bedrog dat om hen heen plaatsvindt en onuitroeibaar in de taal steekt, omdat de taal tegen het zelfverraad gebouwd is, zoals alles in de natuur allereerst voor de zelfhandhaving ontwikkeld is – ook het denken. Maar wanhopige mensen ervaren het bedrog van het zogenaamde “juiste denken” als een methode tot zelfzuchtigheid en onverschilligheid die de wereld tot het slachthuis heeft gemaakt dat hij is, ook als we dat toevallig niet merken. We dienen van meet af aan alleen maar de waardigheid van de idioot te verdedigen die ernaar smacht te kunnen zeggen wat hij wil maar het niet kan, want we zitten gevangen in een strategie die maakt dat we alleen op heldere momenten tot inzicht komen – wanneer we niet helemaal bij bewustzijn zijn.’ Mensen zoals Franz Lindner, die zich in zwijgen hult om niet aan het bedrog te hoeven meedoen, zijn voor Gerhard Roth een soort garantie voor onze menselijke waardigheid. Lindners weigering heeft niets te maken met het algemeen verbreide huichelachtige zwijgen dat de afspraken beschermt en de misdaden pas echt mogelijk maakt. In een wereld, waarin praten voornamelijk de leugen dient, is zwijgen veelbetekenend en een troost voor alleen die zoals Gerhard Roth gek dreigen te worden van de versluieringstactieken en afleidingsmanoeuvres die het dagelijks leven in Oostenrijk, en niet alleen daar, bepalen.’ ( Raster 84, bladzijde 180-181) Morgen verder.