verder met de filosofie in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘Wat Faverey gefascineerd zal hebben, is dat Zeno’s paradoxen een werkelijkheid in taal zijn. Faverey verwijst regelmatig naar zijn werk, soms slechts met een paar woorden. Een van zijn reeksen heet zelfs ‘De schildpad’. Dit is het einde van het titelgedicht (VG 344): […]//Als haas heeft de schildpad/niets te verliezen dan een vorm/van snelheid, waar een schildpad/zo om moet lachen, dat zelfs/zijn pijl hem inhaalt, na alvorens//doelloos te zijn neergestort.// De twee bekendste paradoxen van Zeno worden hier door elkaar gehaald, zodat de nadruk ligt op het absurde karakter van de argumenten. Tegelijk worden Zeno’s paradoxen hier ontkend. Ze worden zo op zichzelf teruggebogen dat ze bewijzen dat beweging, en daarmee de dood, wel degelijk bestaat. De schildpad wordt wél ingehaald, ‘zelfs zijn pijl'(die immers stilstaat bij Zeno) weet hem nog in te halen. In een van Favereys laatste gedichten,’Zij heeft zich laten neervallen op haar bed'(VG 644), komt deze ontkenning van Zeno’s ontkenning terug. Het gedicht eindigt zo: [..]/duikt een draak onophoudelijk naar zijn parel,/wordt Zeno’s pijl telkens gevolgd door/een tweede die hem splijt.// De associatie is dat het verdriet van de huilende vrouw op het bed te maken heeft met deze onverbiddelijke doorgang van de tijd, waarbij de stilstaande pijl niets verhelpt aan het feit dat er altijd nog een pijl komt, dat de tijd doorloopt zodra het gedicht stopt. Die interpretatie, dat het gedicht zou kunnen gaan over de tijd die ondanks alle pogingen toch lineair is en doorloopt, wordt versterkt door het beeld van de draak die naar ‘zijn’ parel duikt. De draak en de parel zijn al te zien in ‘Chrysanten, roeiers’: ‘dezelfde draak nog altijd/de parel najagende is'(VG 303). Daar werd als bronvermelding een veilingcatalogus vermeld. Bloem(1991) suggereert dat het hier een afbeelding betreft op een kamerscherm dat daar geveild werd en wellicht aangeschaft door de dichter zelf. Maar dat doet er niet toe. Faverey gebruikt de afbeelding van de draak als beeld voor hetzelfde als Zeno’s paradox: de stilstaande tijd. Het beeld versterkt dus de tegenstelling tussen de tijd die in de kunst misschien stilstaat, maar in werkelijkheid niet.'(bladzijde 340-341 van ‘Leegte,leegte die ademt’, ‘Het typografisch wit in de moderne poëzie’ door Yra van Dijk)Wordt vervolgd.