verder met het typografisch wit in het werk van Faverey door Yra van Dijk. ‘Dat is het geval in de reeks ‘De vijver in het meer'(uit Zijden kettingen), opgedragen aan de vader van de dichter die in 1981 overleed. Het reekswit, dat de gedichten van elkaar scheidt, werkt hier actief mee omdat de gedichten in elkaar overlopen. Dat geldt voor het vijfde, zesde en zevende gedicht. Het achtste en laatste gedicht staat dan weer op zichzelf. De drie gedichten samen vormen dan een eilandje binnen de reeks. Misschien is dat zelfs ‘de vijver in het meer’ uit de titel van de reeks. Wat ‘gebeurt’ er in het reekswit tussen deze drie gedichten? Het eerste eindigt zo: //[…]Zelfs nu nog,//kun je zodra je wilt,//kun je zo met je haren schudden,/dat de muren van het benoembare/instorten en het open veld,/het talige voorbij, wordt neer-(VG 445)// Ook hier lijkt het gedicht een ‘binnenruimte’ te vertegenwoordigen, zij het dat de muren instorten. Het wit aan het einde van het gedicht wordt aangekondigd als ‘het open veld’: een natuurmetafoor voor wat ‘het talige voorbij’is. In het volgende gedicht blijkt dat er ook met het open veld korte metten is gemaakt. Het luidt als volgt: //gesabeld, tot er niets meer/van over is waarover je droomde./Mooi ben je: haast uit jou af-/komstig ben ik ooit zo geworden./Ik zit midden in mijn vijver//en doorwaad de rivier/die mij het zwijgen oplegt.//Sommige vormen zijn doorwaadbaar;/ andere zijn het niet, of minder./ Een pond lood is gelijk aan een/pond veren. Meestal helpt het niet(VG 446) Door dit niet door een punt afgesloten gedicht krijgen we bevestigd dat dit drieluikje de ‘vijver’ kan zijn. Dit is immers het middelste paneel ervan en de dichter zegt: ‘ik zit midden in mijn vijver’. Het derde gedicht van het drieluik ten slotte begint zo: ‘als het verdriet, zoals voorzien, zich/ doodloopt’. Ik begrijp niet precies wat Faverey bedoelt met deze vijver in het meer (de zoon die in de vader zit?), wél dat hij die weer uitbeeldt met de vorm. Met een reeks binnen de reeks. Dat Faverey het reekswit tussen de gedichten belangrijk vond, blijkt uit het feit dat hij niet toestond dat gedichten samen op één bladzijde afgedrukt werden, zelfs niet in tijdschrijftpublicaties. Welke functie heeft het reekswit bij hem? Het lijkt alsof Faverey het op een poëticale manier gebruikt, maar er is toch iets anders. Er worden niet zozeer ‘uitspraken’ in gedaan over hoe het gedicht eruit moet zien, maar het valt samen met wat het gedicht ‘doet’. Net als we zagen bij het iconische eindewit, beeldt het gedicht in het reekswit het proces uit dat erin voltrokken wordt.'(bladzijde 361-362 uit ‘Leegte, leegte die ademt’, ‘Het typografisch wit in de moderne poëzie’ door Yra van Dijk) Wordt vervolgd.