met de poëtica van Paul Celan door Yra van Dijk. ‘Wat is dit dan voor plaats, deze ‘U-topie’, zoals de dichter hem noemt? Open, leeg en vrij, waardoor het gedicht zich beweegt richting een ander die tevens de ‘aanspreekbare werkelijkheid’ is? Deze Utopie is tegelijkertijd een ‘Unheimlichen und Fremden’. Allemann meent dat het in de eerste plaats gaat om een plaats die nog onbezet is door taal, en die poëtisch bezet zou kunnen worden:’Ansprechbar in dem hier vorliegende Sinn ist nur, was nicht schon von Worten besetzt ist’. Het doet ook denken aan het ‘Opene’ van Rilke, die daarmee wees op een plaats waar de dood en het leven minder streng gescheiden waren:’Der Tod ist die uns abgekehrte, von uns unbeschienene Seite des Lebens(.)’, ‘Es gibt weder ein Diesseits noch Jenseits, sondern die grosse Einheit, in der die uns übertreffenden Wesen, die “Engel”, zu Hause sind’. Men heeft die ‘bezetbare’ plaats waar de stilte nog heerst eveneens in verband gebracht met het denken van Heidegger. In zijn inleiding bij een tweetalige editie van Celans poëzie merkt Sars op dat de waarheid zich zowel volgens Heidegger als volgens Celan in een open ruimte ophield:’Heidegger spreekt ter verduidelijking van zijn waarheidsbegrip over een “Lichtung des Seins” als de open plek(Lichtung) van de waarheid, waar het zijn van de zijnden belicht en ervaren wordt. Het “stehen in der Lichtung” is dan het gewaarworden van de waarheid, het opgenomen-worden van de werkelijkheid (de fysis) door de mens als een “Entbergung des Seienden”. Bij Celan zoekt het gedicht ook deze plek, zo concludeert Sars:’Het gedicht zoekt dus het gebied van de waarheid, dat het tevens zelf is, voor zover de taal het middel is waarmee(en waarin) werkelijkheid wordt gezocht’. Heidegger heeft nooit direct over de poëzie van Celan geschreven, hoewel hij die wel ‘aufmerksam’ volgde, ‘Ich kenne alles von ihm’ , zo schreef Heidegger in een brief waarin hij ook de wens uitte om Celan te ontmoeten. Omgekeerd had Celan Heideggers werk uitgebreid bestudeerd, zijn exemplaar van ‘Sein und Zeit’ stond vol aantekeningen en hij had Heideggers poëzie-interpretaties gelezen. In enkele gedichten verwijst Celan zelfs expliciet naar het werk van de filosoof. Heidegger wilde de dichter graag ontmoeten, maar dat lag ingewikkeld voor Celan, gezien de nationaal-socialistische sympathieën van de filosoof in de jaren dertig:’Es falle ihm schwer, erklärte er, mit einem Mann zusamenzukommen, dessen Vergangenheit er nicht vergessen könne’. Hij zette zich uiteindelijk over zijn bezwaren heen en bracht in 1967 een middag met Heidegger door in diens huisje in Todtnauberg. Geen van beiden heeft zich uitgelaten over het gesprek toen, maar er volgden brieven en nog meer ontmoetingen. Juist de ontmoeting speelt in hun beider werk een belangrijke rol. Voor Heidegger moest de betekenisarmoede van de wereld door een ontmoeting betekenisvol worden – daarin bevestigt de mens zichzelf. Maar die ontmoeting kan alleen plaatsvinden in een ogenblikkelijk heden. In de ruimte waar die ontmoeting mogelijk is, kan zich eveneens het denken afspelen.Niet het denken als representatie, maar een bevrijd denken. Dat is dan ook de reden dat Heidegger in de poëzie geloofde: daar hoefde de taal geen representatie meer te zijn.’ (bladzijde 293-294 uit ‘Leegte, leegte die ademt’ , ‘ Het typografisch wit in de moderne poezie’ door Yra van Dijk) Wordt vervolgd.