met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘We richten ons dus op de datum als inkeping of insnijding,die het gedicht in zijn lichaam meedraagt als een herinnering,soms als meerdere herinneringen ineen,als een merkteken van herkomst,van plaats en tijd. Insnijding of inkeping,dat wil zeggen dat het gedicht zich daar aansnijdt:het vangt aan door zich in en op zijn datum te verwonden. Zouden we tijd hebben gehad,dan hadden we hier allereerst met groot geduld de modaliteiten van de datering moeten analyseren. Dat zijn er vele. De meest conventionele vorm binnen deze typologie,de zogenaamd letterlijke datering in strikte zin,bestaat uit de markering van een zendbrief met gecodeerde tekens. Daarmee verwijzen we naar bepaalde handvesten en maken gebruik van notatiesystemen,van zogenaamd ‘objectieve’ tijdruimtelijke bakens:de kalender (jaar,maand,dag),de klok (de uren),al dan niet benoemd,ook al heeft Celan hen hier en daar genoemd om hen op hun beurt terug te geven aan de nacht van hun in chiffres weerklinkende stilte:’sie werden die Stunde nicht nennen’,’zij zullen het uur niet noemen'(26) en de toponomie,voor alles de namen van steden. Die gecodeerde merktekens hebben een gemeenschappelijke bron,maar ook een dramatische,noodlottige,noodlottigerwijs dubbelzinnige kracht.Terwijl zij een absolute singulariteit toeschrijven of consigneren,moeten zij zich op hetzelfde moment,terzelfder kere,de-markeren:zich door hun vermogen tot herdenking in hun markering van zichzelf distantieren. Zij zijn inderdaad slechts markant en markerend in de mate waarin hun leesbaarheid de mogelijkheid van een weerkeer aankondigt. Niet de absolute weerkeer van wat nu juist niet kan terugkeren:een geboorte of besnijdenis heeft slechts een keer plaats,dat spreekt voor zich. Maar het spokend weerkeren van wat een keer op de wereld is en nooit meer terugkomt. Een datum is een spook.'(bladzijde 31-32 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’)Wordt vervolgd. Leestip. Door toeval in de kast bij Athenaeum op het Spui in Amsterdam gevonden. Het boekje stond tussen de poezie. Ik heb al meerdere bundels van hem en twee romans,als je ze al zo kunt benoemen,leestip dus;Jacob Groot ‘Gelukkige lippen’ , ‘Het geheim van de zingende stem’.Ondertitel ‘een koraal’. Wat kan hij schrijven.Hij opent een ‘verwonderland’ (P.F.Th.)Hij schrijft over muziek,over klassieke en populaire muziek maar vooral over de stem, de schoonheid van zang en woord,over poezie. Wat laat hij je kijken in de droom van de verte;turen in de ziel van ontroering. En hij weet het ook nog op een onnavolgbare wijze te verwoorden.Zeer zeer de moeite waard.