Vervolg op gisteren. Flusser gaat verder en komt met de opmerking dat schrift altijd al een uitwissing van de aanwezigheid is. Etymologisch heeft hij er ook een uitleg voor:scribere betekent schetsen maar ook krassen. B.W. geeft vervolgens een kleine geschiedenis van het schrift. Ooit begon het in Mesopotamië met het kerven van tekens in klei. Kerven is inschrift,inscriptie. Inscriptie is indringend schrift;tijdrovend schrift. Tegenover dit schrift staat het vloeiend schrijven,een schrift dat in Egypte ontwikkeld werd vanaf 2500 voor Christus. Er werd geschreven met penselen en kwasten op papyrus. Flusser noemt dit onscriptie,opschrift. Dan maakt B.W. een belangrijke opmerking in zijn artikel;ik citeer de hele alinea,want alles is noemenswaardig: ‘Inschrift en opschrift zijn contrasterende schrifttechnologieën die volgens Flusser ons bewustzijn hebben geïnformeerd. Een veranderend bewustzijn heeft een andere technologie nodig,verklaart hij,zoals een veranderende technologie het bewustzijn vormt en verandert.Als technologie verandert,wordt ze structureel gezien vaak complexer om functioneel gezien eenvoudiger te worden. Zo was het ook met de ontwikkeling van het schrift en zo is het nog steeds,in ons eigen,elektronische tijdperk. In de jaren tachtig van de vorige eeuw keek Flusser goed om zich heen en zag het schrift nog weer sneller worden. Het schrift was schermschrift geworden,het raasde aan hem voorbij. Het was genoeg,zei hij,om naar de ademloze snelheid te kijken waarmee videoteksten verschenen op de informatieschermen in luchthavens. De lineariteit van het schrift was op hol geslagen. Flusser vond dat de literatuurkritiek zich zou moeten bezighouden met deze nieuwe hectiek van het schrift. Het zou ons beeld van literatuur- letterlijk een kunst van de letters,een hoeveelheid letters – wel eens ingrijpend kunnen veranderen.’ Morgen verder.