een gedicht van Celan. Uit ‘De Gids’ van 1976 en vertaald door Peter Nijmeijer. IK HOOR DE BIJL HEEFT GEBLOEID,/ ik hoor de plek is niet noembaar.// ik hoor het brood dat hem aankijkt/heeft de gehangene,/het brood dat de vrouw voor hem bakte,// ik hoor ze noemen het leven/onze enige toevlucht.’ (uit Schneepart,1971) Nu weer verder met Merleau-Ponty ‘Oog en geest’. ‘Maar deze vraag wordt niet gesteld en mag niet worden gesteld.De gradiënt is een net dat men in zee uitwerpt zonder te weten wat men ermee zal ophalen.Of anders gezegd,het is het dorre takje waarop zich onvoorziene kristalvormen zullen afzetten. Deze vrijheid van handelen zal zeker in staat zijn vele vruchtloze dilemma’s achter zich te laten,op voorwaarde dat men van tijd tot tijd de balans opmaakt,dat men zich afvraagt waarom het instrument hier wel functioneert en ergens anders faalt,kortom op voorwaarde dat deze vrij stromende wetenschap zichzelf begrijpt,dat ze zichzelf als constructie op basis van een wilde en bestaande wereld ziet en niet voor blinde verrichtingen de constituerende waarde opeist die de ‘begrippen van de natuur’ in een idealistische filosofie konden hebben. Op grond van een nominale definitie zeggen dat de wereld het object X van onze verrichtingen is,komt neer op het verabsoluteren van de kensituatie van de wetenschapper,alsof alles wat er was of is altijd alleen maar voor het laboratorium bestemd was. Het ‘chirurgisch’denken wordt een soort absolute kunstmatigheid,zoals men in de ideologie van de cybernetica ziet,waarin menselijke creaties uit een natuurlijk informatieproces worden afgeleid,maar dat zelf wordt opgevat volgens het model van menselijke machines. Als deze stijl van denken de mens en de geschiedenis voor zijn rekening gaat nemen en het deze,terwijl het doet alsof het niets afweet van wat wij er door contact en onze eigen positie van weten,gaat construeren vanuit enkele abstracte aanduidingen,zoals in de Verenigde Staten een decadente psychoanalyse en een decadent culturalisme dat hebben gedaan,daar de mens hier werkelijk het manipulandum wordt dat hij denkt te zijn,dan treedt men binnen in een cultuurstelsel waarin er van de mens en de geschiedenis niet langer iets waar en onwaar is,in een slaaptoestand of een nachtmerie waaruit niets hem nog kan wekken.’ (bladzijde 16 uit ‘Oog en geest van Maurice Merleau-Ponty)Wordt vervolgd.