steeds Paul Celan. ‘Psalm// Niemand kneedt ons nogmaals uit aarde en leem,/niemand beleest onze stof./Niemand.// Uw naam zij geprezen,Niemand./Om uwentwille/zullen wij bloeien./U/tegemoet.// Een niets/waren wij,zijn wij,zullen/wij blijven,bloeiend:/de niets-,de/niemandsroos.// Met/de stijl zielshelder,/de meeldraad hemelswoest,/de bloemkroon rood/van ’t purperwoord dat wij zongen/boven,o boven/de doorn.'(Uit Niemandsroos,1963.) Weer verder met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Men neemt het Cézanne niet kwalijk dat hij zich tijdens de oorlog van 1870 in de Estaque heeft schuilgehouden,en iedereen haalt met respect zijn ‘het is verschrikkelijk,het leven’ aan,terwijl de mindere student,sinds Nietzsche,ronduit de filosofie verwerpt als hij te horen krijgt dat ze ons niet leert hoe je tot de groten van onze tijd kunt behoren. Alsof er in de bezigheden van de schilder een urgentie was die alle andere noodzaken te boven gaat.Hij staat daar,sterk of zwak in het leven,maar ontegenzeglijk soeverein in zijn overpeinzing van de wereld,zonder andere ’techniek’ dan die waarover zijn ogen en handen beschikken,door aanhoudend te zien,aanhoudend te schilderen,hardnekkig pogend om aan deze wereld waarin de schandalen en de roemrijke momenten van de geschiedenis opklinken doeken te onttrekken die nauwelijks iets bijdragen aan de hoop of woede van de mensheid,en niemand protesteert. Wat is dan deze geheime wetenschap die de schilder bezit of nastreeft? Deze dimensie aan de hand waarvan Van Gogh ‘verder’ wil gaan? Deze grondslag van de schilderkunst en misschien wel van alle cultuur?’ (bladzijde 18 uit ‘Oog en geest’ van maurice Merleau-Ponty.) Wordt vervolgd.