met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘De taal van de schilderkunst wordt niet ‘door de Natuur ingesteld’:ze moet steeds worden geschapen en herschapen. Het perspectief van de renaissance is geen onfeilbare ’truc’:het is slechts een bijzonder geval,een datum,een moment in een poëtische kennisgeving van de wereld die zich ook erna nog voortzet. Descartes zou echter Descartes niet zijn als hij had gedacht het raadsel van het zien te ‘elimineren’. Er is geen zien zonder denken. Maar denken is niet voldoende om te zien:het zien is een voorwaardelijk denken,het ontstaat ‘bij gelegenheid’ van wat zich in het lichaam afspeelt,het wordt erdoor tot denken ‘geprikkeld’. Het kiest er niet voor om te bestaan of niet te bestaan,noch om dit of dat te denken. Het moet in zijn eigen centrum deze zwaarte,deze afhankelijkheid meedragen die het niet door een inmenging van buiten kan toekomen. Zulke lichamelijke gebeurtenissen zijn ‘door de natuur ingesteld’ om ons dit of dat te zien te geven. Het denken van het zien werkt volgens een programma en een wet die het zichzelf niet heeft gegeven,het is niet in het bezit van zijn eigen premissen,het is gen volledig tegenwoordig,volledig actueel denken. In zijn centrum ligt een mysterie van passiviteit. De situatie is dus deze:alles wat men over het zien zegt en denkt maakt het tot een gedachte.'(bladzijde 39 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. En nu verder met Cantos 6 van Ezra Pound. ‘Mengde zich onder de lui van het hof/ En ging naar het hof van Ricciardo di San Bonifazzio/ En werd daar liefdevol ontvangen,want Cunizza da Romano, zijn vrouw,/ Die haar horigen op een woensdag bevrijdde/ Masnatos et servos,getuige/ Picus de Farinatis/ en Don Elinus en Don Lipus/ zonen van Farinato de’Farinati,/ ‘vrij als persoon,vrij van wil,/ vrij om te kopen,getuigen,verkopen,te legateren.’/ Amarito subtraxit ipsam…/ dictum Sordellum concubuisse:/ ‘Winter en zomer bezing ik haar licht,/ Zo fraai als een roos, zo fraai haar gezicht,/ Ik zing van haar,zomer en winter/ En vind ’t in sneeuw als herinnering weer.’/// En Cairels kwam uit Sarlat…/ Theseus uit Troezene,/ Die vergiftigd zou zijn/ Als niet de greep van zijn zwaard…’ (Dit was Cantos 6 van Ezra Pound op bladzijde 47 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ vertaald en verzorg door H.C.ten Berge) Wordt vervolgd.