met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Want in het vervolg bootst ze in de woorden van Klee, niet meer het zichtbare na;ze ‘maakt zichtbaar’,ze is de blauwdruk van een ontstaan van de dingen. Misschien nooit voor Klee had men ‘een lijn laten dromen’. Het begin van de lijnschets sticht of vestigt al een zeker niveau of een modus van het lineaire,een zekere manier voor de lijn om lijn te zijn of te worden, ‘van hoe de lijn gaat lopen’. Ten opzichte van haar zal iedere kromming die volgt een diakritische waarde krijgen,zal die een betrekking van de lijn ten opzichte van zichzelf zijn,een avontuur,een geschiedenis,een zin van de lijn,al naargelang ze iets meer of minder,sneller of langzamer,fijner of grover zal afbuigen. Terwijl ze in de ruimte haar weg zoekt,knaagt ze ondertussen aan de alledaagse ruimte en de partes extra partes,ontwikkelt ze een manier om zich actief in de ruimte uit te strekken,waarin zowel de ruimtelijkheid van een ding als die van een appelboom en van een mens in stand worden gehouden. Om de ontstaansspil van een mens weer te geven,zegt Klee,zou de schilder eenvoudigweg ‘een soort verward netwerk van lijnen nodig hebben dat er van een werkelijk elementaire weergave geen sprake meer kan zijn’.'(bladzijde 51-52 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. En nu weer verder met Cantos 15 van Ezra Pound. ‘huidschilfers,herhalingen,erosies,/ onophoudelijke regen uit aarshaar,/ naarmate de aarde beweegt,trekt/ het centrum over elke plaats;/ ruftwalm die verspreiding/ der producten nooit staakt./ Andiamo!/ Je voeten zakken weg,/ het modderzog grijpt je,geen handgreep,/ het zuigend moeras als een maalstroom,/ mengsel van olie en roet,/ en hij zei:/ Sluit de poriën in je voeten!/ En mijn blik,toen,geklit aan de kim,/ En Plotinus weer:/ Naar de poort,/ Richt je oog naar de spiegel!/ Wij smeekten Medusa/ de grond te verstenen;het schild/ Stap na stap neerwaarts/ houdend verhardde hij/ Het spoor voor ons uit;/ de massa bood weerstand,/ De koppen van het schild gestoten,/ sissend,neerwaarts geduwd,/ Maden verslindend,/ Gorgo’s gezicht half onmachtig,/ De tongen der slangen/ bestreken de pekel;/ De brij hamerend verharden,/ het smal spoor/ Half zo breed als het scherp van een zwaard./ Door duivelse gruwel/ gingen wij glijdend en klauwend daarover’ (bladzijde 77 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ vertaald en verzorgd door H. C. ten Berge) Wordt vervolgd. Ik ben hard aan het werk aan de hommage voor Ezra Pound.