met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Juist hier krijgt de bekende opmerking van Rodin zijn volle gewicht:de kortstondige aanblikken,de onvaste houdingen verstenen de beweging – zoals zoveel foto’s laten zien waarop de atleet voor eeuwig is verstard. Men kan hem niet ontdooien door de aanblikken te vermeerderen. De foto’s van Marey,de kubistische analyses,de Bruid van Duchamp bewegen niet:ze bieden een zenonistische overpeinzing van de beweging. We zien een stijf lichaam zoals een harnas dat zijn scharnieren laat bewegen;op magische wijze is het eerst hier en dan daar,maar het gaat niet van hier naar daar. De film levert de beweging,maar hoe? Gebeurt het,zoals men meent,door van dichterbij de plaatsverandering te kopiëren? Men mag aannemen van niet,omdat de vertraagde opname een lichaam laat zien dat als een alg tussen de objecten zweeft en zich niet beweegt. Wat de beweging geeft,zegt Rodin,is een beeld waarbij de armen,de benen,de romp en het hoofd elk op een ander moment zijn genomen,dat dus het lichaam afbeeldt in een houding die het op geen enkel moment heeft ingenomen,en tussen zijn delen fictieve verbindingen aanlegt,alsof dit samentreffen van wat niet samen mogelijk is in staat is en als enige in staat is in het brons en op het doek de overgang en de duur tevoorschijn te brengen.'(bladzijde 53-54 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. En nu verder met Cantos 20 van Ezra Pound. ‘Hoewel ik de melodie niet kon zingen./ En hij zei:’Waarmee kan ik u helpen?’/ En ik zei:’Kweenie meneer,’of/ ‘Wacht doctor,wat wordt bedoeld met noigandres?’/ En hij zei:’Noigandres! NOIgandres!/ Weet u, zes maanden lang,/ Elke nacht als ik naar bed ga vraag ik me af:/ Noigandres,huh,noigandres,/ Voor de DUIVEL wat kan dat betekenen?’/// Wind door de olijfbomen,ranonkels gerangschikt,/ Het water klautert/ Over gekartelde rotsen en wind geurt naar pijnen,/ Het hooiveld in zwachtels van zonlicht gevat./ Agostino,Jacopo en Boccati./ De geur van die plek zou je goed doen/ En nooit verzadigen als je daar was,vergezeld/ Of alleen./ Dunne klank,als van de nachtegaal die te ver weg is./ Sandro en Bocatti en Jacopo Sellaio;/ Ranonkels,amandel/ In kransen om latwerk gevlochten,/ Duccio,Agostino;e l’ olors -/ De geur van die plek – d’enoi ganres./ De ceders daar in de zon,/ De waas die beweegt onder welvende takken,/ Hooi, pas gemaaid op de helling/ En het water daar in de kloof/ Tussen twee lagere weiden;gerucht,/ Dunne klank,als ik zei, van een nachtegaal/ Die onhoorbaar want te ver is./ En het licht stroomt,remir,/ Van haar borst naar haar dijen. (bladzijde 83 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ vertaald en verzorgd door H. C. ten Berge)Wordt vervolgd.