met Cantos 82 van Ezra Pound. ‘en toen Mathews vertrok zag hij de drie theekoppen/ twee voor Watts Dunton die zijn thee graag koel dronk,/ Dus oude Elkin genoot maar een faam:/ Hij had Algemons koffer eenmaal gedragen/ toen hij,Elkin,pas in Londen was./ Maar als ik gewen had wat ik nu weet/ was het al achter de rug geweest…Dirkes schim/ of een ploertendoder./ Toen de Franse vissers hem met moeite ophaalden/ declameerde hij voor hen,/ wie weet uit Aeschylos,/ tot ze aanlegden in Le Portel,of waar dan ook,/ in de oorspronkelijke taal/// ‘Op het Atridendak’/ ‘als een hond…en een goed karwei” (bladzijde 107 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ vertaald en verzorgd dor H.C. ten Berge) Wordt vervolgd. En dan weer van Merleau-Ponty ‘Oog en geest’. Deel 5 ‘Omdat diepte,kleur,vorm,lijn,beweging,omtrek en fysionomie vertakkingen zijn van het Zijn en elk ervan de gehele kruin met zich mee kan voeren,bestaan er in de schilderkunst geen afzonderlijke ‘problemen’,noch werkelijk tegengestelde wegen,noch gedeeltelijke ‘oplossingen’,noch vooruitgang door vermeerdering,noch onherroepeljke keuzen. Het is nooit uitgesloten dat de schilder een van de emblemen die hij terzijde had geschoven herneemt,al doet hij dit natuurlijk wel door het op een andere manier te laten spreken:de omlijningen van Rouault zijn niet de omlijningen van Ingres. Het licht -‘die oude sultane,’zegt Georges Limbour,’wier bekoorlijkheid aan het begin van deze eeuw is verbleekt’-dat eerst door de schilders uit de materie werd verdreven,verschijnt bij Dubuffet ten slotte weer als een zeker weefsel van de materie.'(bladzijde 61 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty)Wordt vervolgd.