met Kiene Brillenburg Wurth ‘Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’, ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Lessings onderscheid tussen temporele en ruimtelijke kunsten,tussen ‘natuurlijke’ en ‘onnatuurlijke ‘ tekens,is moeilijk vol te houden – tijd en ruimte, zo weten we sinds Einstein zijn een continuüm,zodat er in het kijken altijd al iets temporeels zit en in het lezen altijd iets ruimtelijks. Maar we moeten in de gaten blijven houden waar het Lessing om ging. Hij wilde aantonen dat elke kunst anders is,,anders werkt,en niet te herleiden is tot een andere kunstvorm. Hiermee ging Lessing in tegen Horatius’ ekphrastische dictum ‘ut oictura poesie’:zoals in de schilderkunst, zo (is het) in de poëzie (onderzoekers blijven van mening verschillen over de precieze vertaling). Andere achttiende-eeuwse critici gebruikten deze verwijzing naar de analogie tussen poëzie en schilderkunst juist om aan te tonen dat er iets zoals de ‘sister arts’ of zusterkunsten zou kunnen bestaan: schilderkunst,dichtkunst en tuinarchitectuur. Die vergelijkingen werden getrokken om de ‘jongere’ schilderkunst meer aanzien te geven. Schilderkunst werd namelijk nog heel lang als een toegepaste kunst,een ‘craft’, beschouwd. Nog halverwege de negentiende eeuw moest John Ruskin in ‘Modern Painters’ dit idee van de zusterkunsten verdedigen;schilderkunst was iets anders dan woordkunst – iets anders dan spreken en schrijven – maar niet dan dichtkunst. Dichtkunst en schilderkunst waren voor hem twee gelijkwaardige vormen van expressie of kunstzinnige uitdrukking,met vergelijkbare uitwerkingen op de lezer of kijker. De dichter en schilder Dante Gabrieli Rosetti belichaamt deze wisselwerking tussen dichten en schilderen in de negentiende eeuw. Veel van zijn schilderwerken en gedichten zijn bewerkingen van elkaar,of kwamen soms zelfs tegelijkertijd tot stand (het gedicht ‘Body’s Beauty’ uit ‘The House of Life’ (1870-81) en het schilderij ‘Lady Lilith'(1868).'(bladzijde 153) Wordt vervolgd. Morgen ook weer Ezra Pound.