met Kiene Brillenburg Wurth: ‘Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’, ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Oude ponskaarten – is ‘Tree of Codes’ niets meer dan een monument voor oude vormen van boekigheid, papierigheid en tekstualiteit? Een nostalgisch gebaar naar het verleden,waarin papier en boeken dominante culturele media waren? Of nog erger: een ruïne nadat de digitalisering definitief heeft toegeslagen? Zoals Brian Dettmers gehavende boeksculpturen,zouden we ‘Tree of Codes’ kunnen interpreteren als een spoor van de eroderende kracht van digitale media,de overweldigende elektronische informatiestroom die boeken en papier overbodig lijkt te maken als analoge kennis en opslagmedia. Inderdaad,een ruïne, gefragmenteerd,niet langer gemakkelijk toegankelijk en bruikbaar – nog wel een boek,maar haast niet meer. Kondig ‘Tree of Codes’ het einde van het boek aan, zoals vele critici al eerder deden? Robert Coover stelde al in 2002 dat de toekomst van het boek elektronisch zou zijn. Papieren literatuur zou even archaïsch worden als de glazen melkfles van de melkboer dat nu voor ons is. Meer recentelijk liet Garrett Stewart zien hoe eigentijdse boekwerken een proces van ‘demediatie’ laten zien,dat wil zeggen;de uitholling van het medium van het boek als informatiemedium. Boekwerken zoals die van Beube en vele anderen laten volgens hem zien doe boeken geneutraliseerd worden in hun functie als bijvoorbeeld,lichamen van literatuur. ‘They subtract meaning from their own ‘vehicles’: een aanwijzing voor het kolossale on-gebruik van boeken dat we nu meemaken (Stewart 2010,410). Wat blijft er voor boeken over dan objecten te zijn om naar te kijken,dingen die uitgestald kunnen worden,geen media die we lezen,actief gebruiken en nodig hebben om informatie op te slaan? Zulke boeken zijn kunst geworden,voor zover ze geen gebruiksfunctie meer hebben.’ (bladzijde 165) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘en de Zuilen van Hercules/ met in mijn patio en de blauweregen en de tennisvelden/ of de wandluizen in het hotel van Mrs Jevons/ of de kwaliteit van het bier dat de matrozen werd geschonken/ veder Nap’oiiiii of het romaanse Pavia/ bij voorkeur/ en analoog daarmee de vorm van San Zeno de/ zuilen door hun maker gesigneerd/ de fresco’s in S. Pietro en de madonna in Ortolo/ e ‘fa di clarità l’aer tremare’/ als in het manuscript van het Capitolare/ Trattoria degli Apostoli (dodici)/ ‘Ecco il tè ‘zei de ober/ in 1912 en legde aan de piccolo de geheimen ervan uit/ met een theepot uit een ander hotel’ (bladzijde 49) Wordt vervolgd.