met ‘De ervaring van intertekstualiteit’ ondertitel ‘De intensiteit van wat ‘raakt’:de simultane werking van tekst en intertekst in Tonnus Oosterhoff’ geschreven door Frans-Willem Korsten. ‘In het kader van Oosterhoffs ‘precieze waarneming’ is een zowel banale als cruciale constatering dat de wereld van een honderdjarige distinctief anders is dan die van een twintigjarige. Die twee zijn verschillend door de andere intertekstueel geladen geschiedenissen die ze meedragen. Ze dragen andere muziek in hun hoofden,andere stemmen en ritmes,verschillende soorten van taal. Oosterhoffs ‘Wat moet ik er van zeggen?’ zal heel anders werken in termen van intensiteit voor een gemeenschap van ouderen dan voor een gemeenschap van jongeren;anders ook voor verschillende soorten ‘Nederlanders’. Die geschiedenis kan wetenschappelijk worden uitgezocht of opgezocht,en dat levert waardevolle kennis op. Maar die kennis is van een andere aard dan het in het werk vorm gekregen affect. Dat kan in principe elk publiek raken en daardoor veranderen. Nogmaals,dat publiek kan niet hét publiek zijn,want individuele en collectieve resonanties worden mede bepaald door heel verschillende interteksten. In dit opzicht is een voorbeeldige studie naar intertekstuele,interculturele werking Mieke Bals ‘Loving Yusuf. Conceptual Travels from Present to Past’ uit 2008. Elke bezoeker die simultaan het geheel van ‘nu’ en geschiedenis in zich mee laat resoneren,die geraakt wordt of zich laat raken kan veranderen. Peggy Phelan,een van de grote experts op het gebied van performance studies in de afgelopen twee decennia,beschrijft het als volgt:'(bladzijde 318-319) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van J.L. Borges uit ‘Het Geheimschrift’. ‘DE SLAAP/// De nacht legt ons zijn magische taak op:/ Het heelal ontrafelen,/ de eindeloze vertakkingen/ van gevolgen en oorzaken,die verdwijnen/ in die bodemloze duizeling,de tijd./ De nacht wil dat je vannacht vergeet/ hoe je heet,wie je voorouders zijn,je bloed,/ ieder mensenwoord en iedere traan,/ wat het waken je heeft bijgebracht,/ de denkbeeldige punt van de meetkundige,/ de lijn,het vlak,de kubus,de piramide,/ de cilinder,de bol,de zee,de golven,/ je wang op het kussen,de frisheid/ van het nieuwe laken…/ de imperia,de Ceasars,Shakespaere/ en wat moeilijker is:waar je van houdt./ Wonderlijk dat een pil/ de kosmos kan uitwissen en de chaos oprichten.’ (bladzijde 81) Wordt vervolgd.