met de recensie van Kees Fens over ‘Bloeiend puin’ van Anneke Brassinga. ‘Na de laatste woorden volgt een schitterend citaat:’Geef een precies doel aan het leven;op slag verliest het zijn bekoring.’ Dat is geen Nederlandse uitspraak! Ik kan niet blijven overschrijven wat Anneke Brassinga aan het begin van het eerste essay heeft geschreven,maar geloof me,het wordt steeds opwindender en ingewikkelder. Zij schrijft in feite altijd vragende zinnen,ook al beweert ze iets,tracht ze iets te beweren. Het essay als een poging de vragen helder te krijgen,daar lijkt het soms naar. De intensiteit van de hier gebundelde essays is heel sterk,naar de wijze van schrijven,die niet alleen hoogst origineel,maar ook zeer persoonlijk en geladen is,en naar de wijze van lezen(die in de schitterendste citaten resulteert). Ik geloof dat er weinigen zijn voor wie lezen zo’n hevige bezigheid is. Die wijst op een hevigheid van leven. Bijna elke lezer zal zich naast Brassinga een luxe schepsel weten,hij laat zich onderhouden,onderrichten,zij moet zich laten verscheuren,is het niet door de vragen,dan is het door de bewondering,zoals hier in een,vind ik,briljant essay over Proust. Kwelling en bewondering,ze kunnen beide niet op,rust wordt niet gegund,geluk is vaak een scherp en helder doorzien van het ongeluk. De leesbezetenheid die een indrukwekkende belezenheid meebrengt,zorgt voor zonder meer schitterende (onbekende) citaten. De kunst van het citeren wordt hier grote kunst. (De bezetenheid krijgt mooi gestalte in kleine beschrijvingen van boekhandelbezoek in Parijs.) ‘Dichtbij’ kan een kerngedachte uit deze essays zijn:de auteur blijft zeer dicht bij zichzelf – in heel mooie,heimweewekkende dagboekbladen,in de laatste dagen van het jaar in Parijs geschreven,maar ook in bijna alle essays.'(De Volkskrant van 7 maart 2008 bladzijde 25) Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘De openbaarheid ontneemt de mens zijn redelijkheid. Bestaat er nog een mogelijkheid van openbare waarheid? Het eerste vereiste daarvoor zou zijn dat men zijn vragen zelf stelt en niet alleen zelf beantwoordt. De vreemde vragen vervormen,men past zich eraan aan,men aanvaardt woorden en begrippen die men tegen elke prijs zou moeten vermijden. Men zou alleen woorden mogen gebruiken die men van een nieuwe betekenis heeft voorzien.'(blz. 9) ‘Aan de rand van de afgrond klampt hij zich vast aan potloden.'(blz. 9) Wordt vervolgd.