met de inleiding van Sybrandt van Keulen bij het boek ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Dit boek is uitdrukkelijk bedoeld als een open bundeling van complexe verwerkingen,zonder voorkeur voor een bepaalde filosofische discipline of visie. De definitie van kunst noch die van filosofie staat vast. Evenmin worden de grenzen van voorheen als maatgevend beschouwd,zoals tussen hoge en lage kunst,oude en nieuwe media,zintuiglijke kunst en conceptkunst,westers en niet-westers,klassiek versus modern,representatie tegenover abstractie. Het boek is ook niet ingericht op basis van een -isme,disciplines of manieren van filosoferen,zoals daar zijn:fenomenologie,Deleuze-studies,deconstructie,filosofie van de gewone taal. Evenmin is een (kunst)historische indeling gehanteerd. Dat kan soms onbedoelde fricties en wisselwerkingen tot gevolg hebben;zelfs voor de zestien auteurs valt er in dat opzicht nog het een en ander te ontdekken. De vraag naar hoe kunstenaars en filosofen werken en wat de beoogde effecten van hun manieren van werken zijn,impliceert dat beiden beschikken over een eigen instrumentarium en doelstelling,een eigen schrift,en dat ze onafhankelijk van elkaar bestaan of,tenminste bestaan. daarmee sluiten kunst en filosofie elkaar niet uit. Het garandeert evenmin een hechte band. En mocht die zich toevallig wel eens voordoen,dan is daarop waarschijnlijk Schopenhauers parabel over de twee stekelvarkens van toepassing:wat de behoefte van kunstenaars en filosofen ook moge zijn om elkaars gezelschap te zoeken,hoe inniger de band hoe groter de kans dat ze elkaar prikken.'(bladzijde 14-15)Dit was de inleiding. Ik vervolg denk ik met een paar artikelen uit dit boek. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Hij vroeg mij zo lang totdat hij vergat wie ik was.'(blz. 84) ‘Een ander zijn,een ander,een ander. Als een ander zou men ook zichzelf weer mogen zien.'(blz. 84) ‘Het laatste potlood os opgegeten.'(blz. 84) ‘Een walvis vol gelovigen.'(blz. 85) ‘De last van de ‘belangrijke mens’:deemoedszorgen.'(blz. 85) ‘Een meute van geeuwenden.'(blz. 85) ‘Ik geloof niet dat iemand weet wat woorden zijn. Ook ik weet het niet,maar ik voel ze,ik besta er uit.'(blz. 85) ‘Hij is alleen gelukkig als hij leest. hij is nog gelukkiger als hij schrijft. Het gelukkigst is hij als hij iets leest wat hij nog niet wist.'(blz. 85) Wordt vervolgd.