met het essay van Birgit Mara Kaiser ‘Zintuiglijk denken en het vraagstuk van de esthetica’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Analoog denken aan de rede Als zelfstandige discipline werd de esthetica ten doop gehouden in 1735 door Alexander Baumgarten in zijn proefschrift ‘Meditationes Philosophicae de Nonnullis ad Poema Pertinentibus’.Deze wetenschap zou,volgens Baumgarten, de ‘lagere’ vermogens moeten leiden om op een zintuiglijke manier te denken,waarbij ‘de logica in bredere zin de taak had leiding te geven aan dit vermogen van de zintuiglijk gebaseerde kennis van dingen'(Baumgarten 1954:77). Baumgarten was van oordeel dat een dergelijke,bredere logica noodzakelijk was,omdat die discipline tot dusver te nauw omschreven was en slechts een fractie van het menselijke kennen onderzocht. Die logica in engere zin,om met Baumgarten te spreken,richtte zich op ideeën (noeta) oftewel alle gedachte dingen,en het is om die reden noodzakelijk dat zij wordt ondersteund door een logica die zich bezighoudt met fenomenen (aistheta),oftewel alle waargenomen dingen. En niet ver voor het slot van de ‘Meditationes'(paragraaf 116) noemt Baumgarten deze logica van de aistheta ‘esthetica’. De Griekse filosofen en de kerkvaders hebben al een zorgvuldig onderscheid gemaakt tussen waargenomen dingen en gekende dingen. Om die reden worden de gekende dingen als het object van de logica door het hogere vermogen gekend;de waargenomen dingen[worden door het lagere vermogen gekend],als het object van de waarnemingsleer,ook wel esthetica (Baumgarten 1954:78). Met zijn voorstel voor een wetenschap van de zintuiglijke kennis van dingen muntte Baumgarten dus de term voor een discipline die sinds Kant in het teken staat van analyse van de subjectieve oordeelsvorming en sindsdien met een filosofie van de kunst verbonden is (waarmee volgens Rancière en net zozeer volgens Deleuze,zij het onder iets andere uitgangspunten,sprake is van onbegrip,vgl. noot 1). Behalve dat hij een discipline ten doop heeft gehouden,mengde Baumgarten zich met zijn ‘wetenschap van de waarneming’ in een veel ouder debat,dat was begonnen met ‘Discours de la méthode’ van Descartes. Daarin deed Descartes het voorstel om ideeën in vier soorten onder te verdelen:vage,verwarde,heldere en duidelijke ideeën.'(bladzijde 120-121) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Hij heeft de vormen van de dieren nodig,om niet door alle vormen de moed te verliezen. Hij wil niet weten hoe deze vormen tot stand zijn gekomen. De overgangen wissen zij uit. Hij heeft de sprongen nodig.'(blz. 168) ‘Een uit aren bestaand mens en hoe zij zich allemaal tegelijk buigen om te luisteren.'(blz. 168) ‘Zeg het meest persoonlijke,zeg het,alleen daar gaat het om,schaam je niet,het algemene staat in de krant.'(blz. 168) ‘Iemand die sinds jaren ieder woord van je kent en niet het minste met je gemeen heeft.'(blz. 169) Wordt vervolgd.