met het essay van Sybrandt van Keulen ‘Kunst als spel’ ondertitel ‘Van Kant naar Derrida’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Over de grenzen van het spel De studie van Mauss heeft uitgewezen dat de potlatch een spel is met een agonistische structuur:’De potlatch is in feite zowel een spel als een test'(Mauss 1990: 50 noot 165). Het is ook stukje bij beetje gebleken dat een,al dan niet verbeelde,interne structuur,niet iets op zich kan zijn,onderscheiden van een andere werkelijkheid ‘daarbuiten’. Spel en spelen zijn complexe gebeurtenissen en handelingen,die niet vrij zijn van economische en politieke componenten. Bij Huizinga is eveneens gebleken dat de tegenstelling tussen spel en ernst niet houdbaar is. Om die tegenstelling toch in stand te houden moet hij het spel splitsen in twee andersoortige vormen van ernst:de heilige ernst (van het ritueel) en de ernst van het kinderspel,die hij toch ook weer met elkaar identificeert:’Het kind speelt […] in heilige ernst'(Huizinga 1985: 18). Spelen stroomt als het ware onder de ernst door en eroverheen. Deze superabundus strekt zich nog verder uit buiten het domein van de mens,want ‘de dieren hebben niet op de mens gewacht om hen te leren spelen'(Huizinga 1985: I). De ‘realiteit Spel’ kan derhalve in ‘geen rationeel verband zijn gefundeerd,aangezien een gegrond zijn in de rede haar tot de mensenwereld zou beperken'(Huizinga 1985: 3). Huizinga kent nog een andere ernst,die zeker niet gelijk is aan de speeldrift van Schiller of aan die van de religieuze cultus: de ‘hoge ernst’ van ‘spelbrekers’ zoals ‘de ketters,de nieuwlichters […] de outlaw,de revolutionair’- ook hun ernst is ‘bijna altijd van een sterk ludiek karakter'(Huizinga 1985: 12). Voor de ernstige velden van religie en politiek geldt het spel evenzeer als voor cultuur – blijft over de economie,en daarvoor geldt zelfs dat nergens ‘de onbepaaldheid der grenzen tussen spel en ernst’ zo duidelijk blijkt als in ‘de aspiratie winst te maken'(Huizinga 1985: 51). Met andere woorden,op basis van het bovenstaande kan er niet alleen op grenswerkingen tussen het ene en het andere worden gewezen,we kunnen eveneens opmerken dat er geen fundamentele grenzen zijn tussen spel en niet-spel. De gedachte dat een spel exclusief in een a priori domein zou plaatsvinden is een idee-fixe. Daarom kan er ook niet zoiets bestaan als een categorisch begrip van buitenspel.'(bladzijde 284-285) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat van Elias Canetti uit ‘Viegenpijn’. ‘De schepping. ‘Toen het nog nacht was,was het licht omsloten door een groot iets,waaruit het daarna naar buiten kwam. Dit iets ving aan hel te worden en het licht dat het in zich borg te voorschijn te laten komen. Toen begon het in het schijnsel van het eerste licht de dingen te scheppen. Eerst schiep het grote,zwarte vogels en beval ze op het ogenblik waarop ze gestalte hadden aangenomen door de hele wereld te vliegen en uit hun snavels een adem te laten uitstromen die zuivere,stralende lichtheid was. En toen de vogels hadden gedaan wat ze bevolen was,werd de hele wereld zo hel en licht als nu.'(Chibcha)'(blz. 53-54) Wordt vervolgd.