met het essay van Frank Vande Veire ‘Wat zij hier piept,is geen piepen’ ondertitel ‘Kafka en de vreemde gift die kunst is’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Ook al is datgene wat de muizen in Josefines gezang raakt een openlijk,met aplomb gemanifesteerd onvermogen,dit onvermogen mag nooit openlijk worden aangekaart. Er mag hoogstens in besloten kring over worden geroddeld en gegniffeld. Josefines onvermogen is een door iedereen gekend én verloochend gegeven:een publiek geheim. Wat de muizen dus ervaren én tezelfdertijd taboe moet blijven,is dat ze pas echt tot een volk aaneenklitten rond de manifestatie van een onvermogen dat in wezen hun eigen onvermogen is. Wanneer ze onder elkaar om Josefine lachen,verloochenen ze dat het over henzelf gaat. Ze projecteren hun eigen onvermogen op Josefine. Maar wanneer ze hun zangeres tijdens haar optredens gefascineerd aanstaren,ontvangen ze van haar dit onvermogen als wat hen aan elkaar bindt,als de grond van hun gemeenschappelijkheid. Josefines openlijk onmachtige gepiep is niet zomaar een curiosum dat breekt met de ‘normale’ volkse vormen van communicatie. Als sprakeloze aanspraak,als nulgraad van de communicatie,onthult het tevens de voorwaarde van elke communicatie. Door in het openbaar te koketteren met haar onvermogen iets te produceren dat voor die muizengemeenschap van betekenis of nut is,en dus met haar ongeschiktheid tot gemeenschappelijkheid,belichaamt Josefine de verzwegen grond van elke gemeenschappelijkheid. Immers:wanneer muizen onder elkaar piepen,sturen ze elkaar nooit louter boodschappen toe die hun overlevingskansen en hun comfort moeten vergroten – er is in hun gepiep ook altijd een niveau waarop ze zich aan elkaar blootstellen,vrolijk onverschillig voor de vraag of dit enig nut oplevert. Zonder zo’n blootstelling is er geen communicatie,maar enkel het mededelen aan anderen van een betekenis waarover men reeds beschikt. Zoals aangegeven geeft wie zich blootstelt de betekenis van zijn boodschap uit handen. Hij schuift de beslissing erover en de verantwoordelijkheid ervoor door naar anderen. Maar daarom rekent hij er nog niet op dat die anderen voor die betekenis garant staan,wat zou impliceren dat zij in zijn plaats het gebrek aan betekenis zouden moeten opvullen. De structuur van Josefines verlangen naar erkenning is complex.'(bladzijde 257-258) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit de dagboekfragmenten en notities van daniil charms’ ‘ik zat op het dak’. ‘Het gelukkigst was ik toen pen en papier mij waren afgenomen en het mij verboden was iets te doen. Ik maakte me niet druk,omdat het mijn schuld niet was dat ik niets deed. Ik had een rustig geweten en ik was gelukkig. Dat was toen ik in de gevangenis zat.Maar als mij gevraagd zou worden of ik daar weer heen wilde of naar een situatie die op de gevangenis lijkt,zou ik zeggen:nee,dat wil ik niet. Een mens ziet in zijn werk de redding,en daarom moet hij zich voortdurend met zijn werk bezig houden om gelukkig te zijn. Alleen geloof in het welslagen van het eigen werk brengt geluk. Zabolotski moet op dit moment gelukkig zijn.'(bladzijde 479) Wordt vervolgd.