met het essay van Frank Vande Veire ‘Wat zij hier piept,is geen piepen’ ondertitel ‘Kafka en de vreemde gift die kunst is’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Aangestoken door een vrolijkheid die zich om geen gevaar of dood bekommert,zijn de muizen er even van ontslagen al hun energie te spenderen aan het verschalken van de dodelijke vijand. Even zijn ze niet de slaaf van hun overlevingsinstinct. Het ‘nut’ van Josefines optredens bestaat er dus in dat haar manifestatie van ultieme krachteloosheid in haar toeschouwers een onverantwoordelijke lichtzinnigheid wakker roept die hen voor even vrede geeft met hun onmacht tegenover de dood. Maar ook hier loert het functionalisme om de hoek: Het is alsof wij nog vlug – ja,haast is vereist,dat vergeet Josefine maar al te vaak – gezamenlijk een vredesbeker ledigen voor de slag (830). Anders gezegd:door zich in het uur dat voorafgaat aan de strijd te beroezen aan het spektakel van Josefines prijsgave aan de dood,een spektakel dat suggereert dat sterven schoon en genotvol kan zijn,zijn de muizen even minder bang voor de dood en scheppen ze dus moed voor de strijd. Josefine injecteert de muizen met een dosis doodsverachting die het hun gemakkelijker maakt zich voor de gemeenschap op te offeren. Tussen de regels van een functionalistisch vertoog dat zich meewarig uitspreekt over Josefines onvermogen,verraadt de verteller-muis wat hem aan Josefine fascineert:dat zij aan de muizen,hemzelf incluis,de mogelijkheid openbaart zijn blootgesteldheid aan de dood te bevestigen. De muis kan zijn eigen fascinatie voor Josefine slechts erkennen door er tersluiks,verborgen onder een functionalistisch vertoog,zijn toehoorders mee op te zadelen. Door zijn vraag naar de maatschappelijke functie van Josefines kunst telkens weer te herhalen,breekt hij het antwoord dat hij geeft telkens weer open.waarmee hij verraadt dat geen enkel antwoord hem bevredigt. (bladzijde 266-267) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat, dit keer, uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘Op de kade van onze rivier had zich een grote menigte verzameld. De commandant van het regiment Sepoenov was te water geraakt. Hij kreeg een hele hoop water binnen,sprong tot aan zijn buik uit het water,schreeuwde en ging andermaal kopje onder. Met zijn armen sloeg hij naar alle kanten en opnieuw schreeuwde hij om hulp. De menigte stond aan de kant en keek bedrukt toe. ‘Hij verdrinkt,’ zei Koezma. ‘Ja,dat is duidelijk,’ bevestigde een man met een pet op. En inderdaad,de commandant van het regiment verdronk. De menigte ging uiteen. [1-6 juni 1929]'(bladzijde 23) Wordt vervolgd.