met het essay van Murat Aydemir ‘ Zelfreflectie volgens Bacon & Lacan’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Of juist andersom,die rook en schaduw zijn bezig geabsorbeerd te worden in de menselijke gestalte,het schijnbaar lege pak weer op te vullen met materie. De figuratie van het lichaam beweegt zo heen en weer tussen het platte oppervlak van de spiegel en de zittende gestalte die poseert voor zijn portret;materie lekt weg en/of wordt geabsorbeerd. Voor het moment voorkomt dit proces de uitkristallisering van zowel het spiegelbeeld als het portret. We zien ofwel een lichaam dat bezig is beeld te worden,of een beeld dat bezig is lichaam te worden. De geanimeerde menselijke materie in het schilderij nodigt niet uit tot imaginaire herkenning noch tot symbolische differentiatie,laat staan tot de hechting van de twee. Een plastische lichamelijkheid vormt en misvormt zich,ergens tussen onze intieme lichamelijke ervaring en de socioculturele identiteiten die we aannemen. Op het portret van Dyer zien we bovendien twee opvallende witte vlekken. De kleinere,beneden de rechtervoet van de zittende figuur,kan gezien worden als onderdeel van de setting,bijvoorbeeld als een witte vlek op het tapijt. Maar de grotere,tussen Dyers knie en de standaard,weerstaat elke vorm van representatie. Het is niets meer of niets minder dan een witte klodder die de oppervlakte van het schilderij en de materialiteit van de verf benadrukt. Is dit ook lichaamssubstantie die niet meer of nog niet is opgenomen in de afbeelding van de menselijke figuur? De vlekken zijn een voorbeeld van wat in de schilderkunst impasto heet.’ (bladzijde 159) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit de verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘De couveusetijd Vier maanden heb ik in de couveuse gezeten. Ik herinner me alleen dat de couveuse van glas was en doorzichtig,en dat er een thermometer was. In die couveuse zat ik op watten. Meer herinner ik me er niet van. Na vier maanden werd ik uit de couveuse gehaald. Dat gebeurde precies op 1 januari 1906. Zo werd ik,zou je kunnen zeggen,voor de derde keer geboren. En die eerste januari gold voortaan als mijn geboortedag. [september 1935]’ (bladzijde 97) Wordt vervolgd.