met het essay van Jael Kraut ‘Een stuk stilte’ ondertitel ‘Een filosofische analyse van John Cage’ ideeën over muziek’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Onder bewust handelen verstaat hij de handeling die ‘met bewustzijn,overleg en reflectie uitgeoefend wordt,dat wat aangeleerd,overgedragen en door oefening bereikt kan worden'(Schelling 1975:618, vert. auteur). Uit dit bewuste handelen kan weliswaar een vorm van kunst ontstaan,maar om kunst in eigenlijke zin te bereiken,moet er nog iets aan worden toegevoegd,namelijk het onbewuste handelen en dat is:’datgene wat niet geleerd kan worden,niet door oefening en noch op andere wijze bereikt kan worden,maar wat alleen door een vrije gunst van de natuur aangeboren kan zijn en wat we met één woord de poëzie in de kunst kunnen noemen'(ibid.). Kort samengevat komt Schellings onderscheid tussen gewone kunst en poëtische kunst hierop neer:om bij het laatste,en dus tot ware kunst te komen,moet je in eerste instantie de regels en technieken leren,moet je oefenen en reflecteren op wat je doet. Maar wanneer je dit alles goed beheerst,moet je,om in Cage’ vocabulaire te blijven,alle intenties loslaten. Vervolgens kun je alleen maar hopen dat de natuur je de talenten van een genie heeft gegeven. Meer is er niet. Ook Adorno zei iets dergelijks. Het volgende citaat schrijft hij naar aanleiding van een opmerking over Anton Webern bij wie in sommige stukken de tonen door Webers ‘subjectieve sensibiliteit’ omslaan in ‘natuurklanken’. Door Weberns subjectieve kracht benaderen zijn composities de natuur. Kunst wil met menselijke middelen het niet-menselijke laten spreken. De zuivere uitdrukking van kunstwerken […]komt overeen met de natuur. […]Kunst probeert een uitdrukking na te bootsen zonder er een menselijke intentie in te leggen. De intentie is slechts een methode. Hoe volmaakter het kunstwerk,hoe minder de intenties(Adorno 1970: 121, vert. auteur).’ (bladzijde 188) Wordt vervolgd. En nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘En zij in het stil praten,zoo bloemfijnig,/stillekes,wèlgezien,het zachte lijnig,/bleeke lijnig,goudhaare lijnig,wangroodlijnig,/de hand tusschen het witte,op het witte,/spelig lijnig,rondgaand lijnig,weelig lijnig-/het geschemer,het zwaardof zitten pàlneer.'(bladzijde 97) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd.