met het essay van Jeroen Gerrits ‘Cavell,film en feminisme’ ondertitel ‘Stella Dallas en de controverse rond de ‘onbekende vrouw” uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘De man-vrouwverhouding speelt eveneens een centrale rol in het ‘melodrama van de onbekende vrouw’,een genre (vernoemd naar ‘Letter of an Unkown Woman’ uit 1948 van Max Ophuls) bestaande uit tranentrekkers (tearjerkers of weepies),in die tijd ook ‘vrouwenfilms’ genoemd. In ‘Contesting Tears’ rekent Cavell behalve Ophuls’ film ook films als ‘Gaslight’ (Cukor,1944) en ‘Now,Voyager'(Rapper,1942) tot dit genre,maar onze aandacht zal vooral uitgaan naar King Vidors ‘Stella Dallas’ uit 1937. Deze films onderscheiden zich met name van de komedies van het hertrouwen door hun andere kijk op het huwelijk. In plaats van de grond van hun relatie te heroverwegen of te vernieuwen,wordt in deze films het huwelijk zelf,als een pad naar integriteit en creativiteit,door de vrouwelijke karakters overstegen en ter discussie gesteld. De vrouwen in deze films bevinden zich op het snijvlak van onafhankelijkheid en conformiteit,waarbij theatraal gedrag een belangrijke rol speelt in het bewijzen van hun bestaan en hun vrijheid. Ik zal deze claims nader uiteenzetten in de bespreking van Stella Dallas. Voordat ik daartoe overga,wil ik aandacht besteden aan een korte brief die door de vooraanstaande feministische filmdeskundige Tania Modleski aan het al even vooraanstaande academische tijdschrift ‘Critical Inquiry’ werd gezonden naar aanleiding van de publicatie (in dit tijdschrift) van Cavells essay over de bovengenoemde film ‘Now,Voyager’ (later opgenomen in ‘Contesting Tears’);in dit essay speelde Cavell al met de notie van het melodrama van de onbekende vrouw.’ (bladzijde 219) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaaltje ‘De eenzame’ van Robert Walser uit Raster 8 (1978). ‘Heerlijk is de geestelijke vrijheid van de eenzame,zijn gedachten schikken zich in een handomdraai tot een geheel,voor de denker bestaat geen afstand. Leeftijdsgrenzen zijn overwonnen;morele grenzen trekt hij zelf en hij praat met levenden en doden. Hen die ik mis,missen ook mij;ze hebben vernomen hoe vrolijk ik was. Ik vrees lawaai noch stilte. Alleen de vrees dien ik te vrezen. In plaats van twintig keer naar een concert te gaan,ga ik een keer,dan klinkt het gehoorde geluid door de hallen van mijn herinnering. Het afwegen van woorden,het meten van hun effect,verleert eerder de prater dan de zwijgzame. Zilverachtig flonkerende beekjes kabbelen heerlijk langs de rotswand van de kalme fantasie omlaag. Ik sla gefantaseerd leven hoger aan dan werkelijk leven.’ (bladzijde 26) Wordt vervolgd.