met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Plus natuurlijk de gesmeerde verf,zoals in ‘Bed’,dat zijn werk aan dat van de New York School verbond. Jasper Johns gebruikte schietschijven,cijfers en vlaggen,omdat – zo zie ik het tenminste – een afbeelding van een vlag een vlag is,een cijfer een nummer en een schilderij van een schietschijf een schietschijf,en het voorwerp dus dubbelzinnig tussen kunst en werkelijkheid verkeert. Zo nam Cy Twombly,in zijn beginjaren,de inhoud van kladbriefjes als zijn onderwerp. Ergens in de jaren zeventig veranderde de sociale samenhang van de kunstwereld. Er werden organisaties opgericht die op zoek gingen naar opkomende kunstenaars,die vervolgens eenmanstentoonstellingen in belangrijke galeries kregen,en wier werk werd verzameld als een goede investering. De bewegingen waren in de meeste gevallen niet langer het geluid van de toekomst,maar maakten plaats voor de zoektocht naar aanstormend talent. Aan het eind van de jaren zeventig,toen de kunstenaar Robert Rahway Zakanitsch,wiens werk huiselijke ruimtes en voorwerpen afbeeldde,een beweging wilde starten als tegengeluid tegen de heersende minimalistische esthetiek,moest hij om advies vragen hoe je ook alweer een beweging begon. Hij vond genoeg kunstenaars die het met zijn ideeën eens waren en Pattern and Decoration – P&D – werd opgericht. Mijns inziens was dat zo ongeveer de laatste beweging van betekenis,in Amerika althans. Ik weet nog dat New Yorkers altijd verwachtten op de Whitney biënnales te weten te komen welke kant het in de kunst op zou gaan.'(bladzijde 37-38) Wordt vervolgd. Nu weer het vervolg van het verhaal ‘De schrijver(I)’ van Robert Walser uit de bundel ‘De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Hij mag dus zeker tot de moedige,dappere naturen gerekend worden. In de maatschappij waar het er altijd zo gelikt en glad aan toe gaat,gedraagt hij zich soms stijf uit schuchterheid,ruw uit goedmoedigheid en stuntelig uit gebrek aan welgemanierdheid. Maar waagt men het toch hem in een gesprek te betrekken of in de netten van een gezellige conversatie te verstrikken,dan zal men al spoedig zien hoe hij zijn onhandige gedrag laat varen;zijn tong zal spreken zoals iedere willekeurige andere tong,zijn handen krijgen de allernatuurlijkste bewegingen,en in zijn ogen zal zeker evenveel vuur schitteren als in de ogen van welke staatsman,industrieel of marinemeneer dan ook. Hij is net zo sociaal als wie dan ook. Hij beleeft misschien in een heel jaar weliswaar niets nieuws,omdat hij zich steeds met zin- en klankreeksen heeft ingelaten en met de voltooiing van zijn werk,maar ik vraag u,heeft hij dan soms geen fantasie?'(bladzijde 20) Wordt vervolgd.