met het essay van P.F.Thomése ‘De werkelijkheidsverbeteraar,over de scheppende blik’. Uit ‘Verzameld Nachtwerk’. ‘Het verbaast me daarom dat vorm zo’n ondergeschikte rol speelt in het denken. Hij heeft zijn reservaat gekregen in de esthetica,een onaanzienlijke tak van de academische wijsbegeerte. En als ‘kunst’ of ‘design’ mag het vormbewustzijn een ceremoniële en ornamentele rol vervullen in de maatschappij. De kunst die mag opdraven wanneer er iets te vieren valt. De belangrijkste bijzaak in het leven – na het voetbal. Het trompetgeschal dat de feestelijke gelegenheid opluistert,het boek of de cd die op de verjaardag cadeau wordt gedaan. Maar een dergelijke functie is al te bescheiden,wat zeg ik,het is een belediging voor dat deel van het verstand dat ik de esthetische intelligentie zou willen noemen. Pleurt op met je cadeaus en je feestversiering,om het eens poëtisch uit te drukken. Vorm is niet de buitenkant,de verpakking. Immers,een inhoud heeft áltijd een vorm. Ga eens op de wc zitten,zou ik zeggen,bak er een en kijk dan achterom. Zonder vorm gaat het niet,zelfs als wij over de vorm van die vorm weinig in te brengen hebben. Zo is het evenmin mogelijk om over een gebeurtenis na te denken zonder er een verhaal van te maken. Anders kun je er niet over vertellen. Om een ervaring onder woorden te brengen,zal men die ervaring achter zijn schrijftafel opnieuw moeten verzinnen. Een replica gemaakt van taal. Herinneringen,verzinsels,het is maar hoe je het noemt,in elk geval worden ze gefabriceerd van woorden en zinnen. We bestaan uit vormen en zitten gevangen in taal.'(bladzijde 54-55) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘DIT IS HET SEIZOEN/////dit is het seizoen waarin de dromer/gehuld in donkere herinneringen/als de ontwikkelde zuigeling in weefsels van de nacht/vaak snikt in zijn slaap///dit is het seizoen waarin hij een koperen munt vindt/onder ontbladerde bomen in de laan/de bankroete maan een roestend blad/de blaffende hond/en plotseling tuimelt het hart/en het geheugen doet herleven:/fluiteenden in de rietkraag/knisperende avonden/in lokken gekamde golven op het strand/je prachtige heupen/een viool met een krul aan de hemelpoort/opdat de tong je gelukzaligheid binnengaat'(bladzijde 294) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.