met ‘De ongevestigde chaos,autobiografie van een lezer’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ‘Dat is wat ik zoek,het gevoel dat er tijdens het lezen voortdurend deuren kunnen openwaaien. Ik houd ervan omdat het een aanslag is op het aanpassingsmechanisme dat in de taal en de literatuur evenzeer werkzaam is als in de maatschappij – een mechanisme dat ertoe aanzet de dingen conventioneel te zien,dus,’comme on dit’ en ‘wie man sagt’,’zoals iedereen ze ziet’. Er bestaat in het denken een onuitroeibare neiging om het onbekende te herleiden tot het bekende,zodoende de werkelijkheid reducerend tot een overzichtelijke verzameling van begrippen en bijbehorende inzichten. De taal zelf als is reductionistisch:het specifieke wordt daar onophoudelijk veralgemeniseerd. Neem ‘de situatie in Kosovo’,ik bedoel:neem die woorden. Vertrouwde woorden voor wie de actualiteit volgt (we schrijven het eind van de afgelopen eeuw). Waar zit hem die vertrouwheid in? Als ik het woord ‘stoel’ gebruik,denkt iedereen aan een stoel die hij uit ervaring kent. Maar als ik ‘de situatie in Kosovo’ noem,moet iedereen iets wat hij niét kent zien te herleiden tot iets wat hij wél kent. Dat is een kwestie van analogie,en die was door handige journalisten al snel gevonden in de Tweede Wereldoorlog,waarbij de vervolgde Kosovaren transformeerden in vervolgde joden en de Serviërs de rol vervulden van de nazi’s.'(bladzijde 92) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Skryt Om een zinkend schip blauw te verven’. Verder met het gedicht ‘Een halve engel in het zinkend schip’. ‘- ook mijn gedicht/ja dat wat afstand is/wordt wit in het oog van de dag -/als je de pluim rook maar kon zien!////C///je ligt op je rug/het oog weer oog/de zon is blauw en ruikt naar gras/vogels zijn schaars/of alleen een wild-eenden-paar/in hun spartelende trompetter-gevlucht/en zo nu en dan een wolk/ver,doorzichtig,voorbijgaand,kwijnt/een droom'(bladzijde 97) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.