met ‘Megalomanie voor beginners.protocollen’. Uit ‘Nergensman’ van P.F. Thomése. ‘In het offer openbaarde zich de hoogste moraal. Zonder een eervol sneven zouden hun daders iets vrijblijvends hebben gehouden,om zich waar te maken dienden ze zich over de dood heen te bewijzen. De waarden waar zij voor stonden,waren immers onvervreemdbaar. Zelfs de grootste angst,die voor de dood,moest het ertegen afleggen. Dit werd eer genoemd in die verhalen. Het is datgene waar een held zijn leven voor wil geven. Het maakt de waarde van zijn leven uit;het is voor hem ondenkbaar dat hij ook zonder zou kunnen. Als er niets is om voor te willen sterven is er voor hem niets om voor te leven. Nooit begrepen wat het was,eer. Zoiets als de ziel of het wezen? Maar de ziel en het wezen waren voor mij net zo raadselachtig en onvatbaar. Wat waren dan bijvoorbeeld de eer,de ziel en het wezen van mijn oma,die wij niet lang nadat de verhuiskisten bij ons waren afgeleverd op Westerveld hadden begraven? ‘Mijn eerste dode,maar ik had niet in de kist durven kijken’. Wat had zij over de dood heen willen bewijzen? Niks volgens mij. Ze geloofde in God en God vast en zeker ook in haar. Maar waarom las ze die Levens dan,waarom verslond ze ze? Ik,heerszuchtige,las ze eerlijk gezegd omdat ik droomde van een groots en heroïsch leven,maar zij? Ik denk dat Plutarchus en Ch. Kingsley en Emil Ludwig en al die andere hagiografen der groten voor haar een standaard stelden – zoals de Bijbel dat ook altijd had gedaan. Er waren er die zelf Jezus wilden worden,natuurlijk,gekken zijn er altijd;maar de meeste mensen zoeken geen helden om het zelf te worden,ze willen een voorbeeld dat groter is dan zijzelf,iemand die hen voorgaat in het donker,zodat zij op veilige afstand durven volgen.'(bladzijde 23-24) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Laatste verdieping’ van Breyten Breytenbach uit ‘Skryt Om een zinkend schip blauw te verven’. ‘de nacht heeft geen schaduwen/hoor je de engelen met de omvangrijke vleugels/hoesten en fluisteren/hoor je hoe de glanzende veren knakken/hoor je de blinde engelen tegen de duisternissen botsen/hoesten en fluisteren;/(om weggesmolten in de sneeuw te kunnen lopen/waar de glanzende sporen van de maan blijven liggen)'(bladzijde 101) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.