met het essay van P.F. Thomése ‘Een perpetuum mobile van taal”Over Tonnus Oosterhoffs “Op de rok van het universum”‘. ‘De moraal van de actieve,handelend optredende mens baat niet meer. Goed of kwaad,het zegt niets meer. De schoonheid evenmin,de dichter heeft haar in de taal opgezocht en gehoord dat zij niets menselijks meer had. Wat de dichter rest zijn spraakgebreken. De taal doet zich in al haar onvolmaaktheid aan hem voor:pas in haar onvolmaaktheid kan ‘de ruimte van het volledig leven’ tot hem gaan spreken. Ik voel me nu net Belle met haar aansporing:’Je connais vos griffes puissantes. Accrochez-les dans la vie.’ Gebruik die machtige klauwen van je om je aan het leven vast te klampen. Begrijpen is een vorm van grijpen. Je verzet je tegen de zinloosheid,de betekenisloosheid van je boordkruimeltjeslot,je klampt je vast aan elk flintertje inzicht,hopend op het ontstaat van een samenhang die ten slotte met zijn oorverdovend zonlicht alles zal doorstralen. Dit al lezend streven naar een samenhang heeft iets reductionistisch. Een samenhang wordt al gauw een samenvatting. En voor je het weet,verklein je de ruimte van het volledig leven tot huiskamerformaat. Een manier om een roman samen te vatten,is het navertellen van de plot. Tonnus Oosterhoff doet dat overigens zelf in het hoofdstuk ‘Waarnemer’. ‘Voor een dierenarts uit de babyboomgeneratie gaat het leven als vanzelf.”(bladzijde 29) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘De dieven en het woord’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘De mens begraaft zijn verleden tot onachtzaamheid hem doet vergeten waar de vallen liggen en hij stuntelt via een kuil de vergetelheid in. Maar deze dolende pelgrim gaan niet wanhopen. Waarom niet? Omdat hij drie redenen heeft waar iets in kan zitten. De eerste is dat hij nu in een van zijn lege zakken een steen vindt die,omdat erop gebroed is,de temperatuur van zijn lichaam heeft en die zachtjes klopt;feitelijk is dat het hart en als zij dat orgaan zichtbaar en aanraakbaar heeft gemaakt,denkt de man,als zij dat heeft doen gebeuren als het ware,denkt de man,dan heeft ze iets gedaan dat haar bestaan impliceert en dan verzin ik geen verhaaltjes.'(bladzijde 42) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.