met ‘Rizoom,een inleiding’ van Deleuze en Guattari. ‘Een boek bestaat slechts door het ‘buiten’ en ‘aan de buitenkant’. Het boek zelf is dus een kleine machine,afhankelijk van het feit of de relatie van deze literaire machine op haar beurt afgemeten kan worden aan een oorlogsmachine,een liefdesmachine,een revolutie-machine,enz. – en met een ‘abstracte machine’ die ze in gang zet? Ze hebben ons verweten dat we ons te vaak op schrijvers beriepen. Een idioot verwijt. Want als je schrijft gaat het er alleen maar om,te weten aan welke andere machine de literaire machine aangesloten kan worden,ja aangesloten moet worden om te kunnen functioneren. Kleist en een krankzinnige oorlogsmachine,Kafka en een onbeschrijflijke bureaucratische machine..(en als je door de literatuur dier of plant zou worden – wat beslist niet letterlijk opgevat moet worden -,zou het dan in de eerste plaats niet zo zijn dat je door de stem een dier wordt?). De literatuur is een verband,ze heeft niets met ideologie te maken,er bestaat geen ideologie en zij heeft ook nooit bestaan. We spreken alleen nog van veelheden,lijnen,lagen,segmenteringen,vluchtlijnen en intensiteiten,mechanische verbanden en hun verschillende vormen,orgaanloze lichamen en hun opbouw,hun keuze,het consistentieplan,van desbetreffende maateenheden.’ (bladzijde 23) Wordt vervolgd. Verder met het verhaal ‘Paard galoppeert in vliegende vaart’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Op haar rug,voorovergeleund,staande in de stijgbeugels in zittende houding,een ruiter gekleed in een grijs streepjespak. Hij draagt zwarte lakschoenen en roodachtige sokken,een stropdas als een tong in de wind,op zijn hoofd een gebreide wollen muts met twee lange flappen die onder de kin zijn vastgebonden. Laag op zijn rug hangt een versleten bergbeklimmersrugzak.'(bladzijde 63) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af.