met ‘Netwerk in eclips’ van Samuel Viezen. ‘Dat heen en weer bewegen tussen het algemene en het specifieke geeft de woorden hun dynamiek. Die is per woord anders,maar elk woord trekt eigen vreemde banen. En elke keer dat het woord gebruikt wordt,wordt die dynamiek verder ontwikkeld,en trekt de verknoping van niveaus opnieuw strak. Elk woord is zo een kern,die een geweldige energie en beweeglijkheid comprimeert. Poëzie draait op de kernfysica van woorden. Gedichten boren die energie in elk woord aan,brengen deze in botsing met de energie van andere woorden zodat ze gaan rondzingen. De verschillende lagen van de taal brengen elkaar in beweging,betekenis wordt hoorbaar in de vorm van ritme en kan zo in sterkere mate ervaren worden. Dat is de spanning van poëzie. Poëtische vormen zijn de machines die deze energie vrijmaken. Zij geven woorden een context die ze hun dynamiek laat tonen,en ook hier zijn er twee lagen:die van de woorden zelf en die van de structuur,die bepaalt hoe woorden elkaar tot context dienen. Uiteraard bepalen ook hier de twee lagen elkaar wederzijds in een feedbacklus:de structuur bepaalt welke woorden een woordgroep vormen;de onderlinge continuïteit of contrasten van de woorden geven de geledingen van de structuur gestalte.’ (bladzijde 29-30) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het verhaal ‘En deze spiegel’ van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘Alles één paard’. ‘Mijn vrouw vindt hem heel aardig. Hij mag dan niet de mooiste man of vrouw op aarde zijn,maar hij is tenminste niet intelligent. Op zijn beurt beschouwt hij mij waarschijnlijk als reeds te gladgestreken door het leven van een Stralend Gezicht in dit verre land waar men zichzelf moet verklaren om begrepen te worden,waar het chic is in de mode te zijn,waar beelden classificeerbaar en verteerbaar zijn. Hij eet niet erg veel.’ (bladzijde 86) Wordt vervolgd. Het verhaal is nog niet af. Een bijzonder woord. Celan;’nachtstraal’ en ‘hazenvelhemel’.