met ‘Weerstandsbeleid (nieuwe kritiek)’ van Jeroen Mettes. ”Appears’ is een interessante woordkeuze. Het zal inmiddels duidelijk zijn dat alles wat verschijnt,noodzakelijkerwijs ruimtelijk verschijnt;dat is een beperking van ons voorstellingsvermogen. Zodra de richting van de tijd gebroken wordt,dat wil zeggen zodra de tijd-als-lijn metafoor wordt ondermijnd, dienst de volgende metafoor zich al aan. Agambens ‘meer oorspronkelijke tijd’ is een driedimensionale ruimte waarin we,volgens zijn metafoor,geworpen kunnen worden. Dit is de poëtische ruimte die dichters op zoveel verschillende manieren hebben proberen te verbeelden,of liever gezegd:deze poëtische ruimte is de verbeelding,de metafoor van ritme als de oorsprong van het poëtisch effect. Maar meer dan een metafoor is het niet. We kunnen ons zelfs afvragen of het wel een metafoor is – een figuur gemotiveerd door gelijkenis -,en niet een zuiver conventionele figuur. Immers,hoe kunnen we zeggen dat het één lijkt op het ander,als we het ander niets eens voor kunnen stellen? Hoe dan ook,ritme is niet werkelijk ruimtelijk,evenmin als de tijd lineair is. De bezwerende,quasi-magische kracht van ritme voert ons juist weg uit de wereld,voor zover die er een van voorstellingen is,en transporteert ons niet zozeer naar een andere (fantasie)wereld,maar naar ‘de ander van alle werelden’,om een frase van Maurice Blanchot te gebruiken.'(bladzijde 259) Wordt vervolgd. Nu weer verder met gedicht ‘(5)’ van Hans Tentije uit de bundel ‘Om en nabij’. ‘Onder water zweeft wat vroeg of laat/ aanspoelt of aan het oppervlak verschijnt/// beeld en spiegelbeeld vloeien in elkaar over,hun contouren glijden/ over het virtuele en het eigenlijke,pijn/ en genot,uitwaaierende gedachten en dromen/ waarin iets zich steeds kenbaar probeert te maken'(bladzijde 31) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Uit de hoge hoed. Poëzie voor hoogbegaafde kinderen’ het woord ‘kouwetenendokter’. (bladzijde 25)