met ‘Nomaden-denken’ van Gilles Deleuze. ‘Onze decadentie en degeneratie blijkt uit de manier waarop wij de behoefte voelen op angst in te zetten,op eenzaamheid,schuld en het drama van de communicatie,kortom op heel de tragiek van de innerlijkheid. Zelfs Max Brod vertelt nog over het waanzinnige lachen van de toehoorders,toen Kafka uit ‘Der Prozess’ voorlas. En ook Beckett kan men ondanks alles moeilijk lezen zonder te lachen,zonder van het ene ogenblik van vreugde naar het andere over te gaan. Het lachen,en niet de significant. In plaats van angsten van ons benepen narcisme of de verschrikkingen van de schuldigheid bereikt ons uit grote boeken het schizo-lachen of de revolutionaire vreugde. Men kan het ‘het komische van het Übermenschliche’ of ook ‘de clown van God’ noemen. Grote boeken zijn altijd een bron van onbeschrijflijk plezier zelfs wanneer zij over lelijke,ontmoedigende en schrikaanjagende dingen gaan. Elk groot boek bewerkt reeds de mutatie en bereidt de gezondheid van morgen voor. Men moet wel lachen wanneer men de codes in het ongerede brengt. Wanneer jullie het denken in relatie tot het buiten brengen,dan ontstaan momenten van een dionysisch lachen,dat is het denken in de open lucht. Het overkwam Nietzsche vaak dat hij met een zaak werd geconfronteerd die hij walgelijk,gemeen en om te kotsen vond. En daarom moest Nietzsche lachen,en zo mogelijk lachte hij nog harder.'(bladzijde 57-58) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘CORPUSKRAKEPITTEN/////Peesdraden spaakbeen naamloze ader/dwalende zenuw kronkeldarm kruinkwab/lederhuis grensstreng traangroeve galgang/wormvormig aanhangsel hard hersenvlies/achterwortels omwalde papillen azijnnapje/valse stemband strottenhoofd harde oog-/rok pleuraholte pijnappelklier zeefplaat/zaagspier schaamvoeg aambeeld tandvlees.'(bladzijde 15) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘primeurprix’.(bladzijde 154)