met ‘De lezer en de wereld’ van Jeroen Mettes uit het boek ‘Weerstandsbeleid’. ‘Zoals gezegd,dit is een ascetische poëzie,een vlucht uit het leven,ingegeven door ‘de afschuwelijke honger naar niets’. Poëzie als ascese is een ‘Zingen tot aan de rand van het bestaande'(Misschien vier vergelijkingen). Elke vorm van ascese is paradoxaal:een activiteit gericht op passiviteit. Een lokaal voorbeeld van deze paradox is de terugkerende imperatief tot gelatenheid in Duinkers werk:’Laat mij de regen met de goede hoeveelheid druppels!’,’Laat die boten maar komen,laat die boten maar komen!'(Zolang het lyrisch subject ziet en de schrijver schrijft is de totale passiviteit nog niet bereikt;er blijft een ik actief. Het Nirwana kan echter benaderd worden,of liever gezegd:er kan een poëtische metafoor voor gegeven worden,in de loutere waarneming zonder vooronderstellingen of bedoelingen, d.i. in de verwondering of epifanie. De voorstelling blijft,maar de wil wordt tussen haakjes gezet:’Ik droom van wat werkelijk is(Rode oever (1988)). Tenminste,zo lijkt het. In feite dienen de naakte,droomachtige verschijnselen het schijnbaar willoos subject tot troost – ‘Huil niet,daar heb je een ding’- ,doordat hun levenloosheid zijn wil tot willoosheid weerspiegelt. ‘Ik wil me overgeven aan het donker’. Niettemin,behalve zijn eigen verdwijning,wil hij niets.'(bladzijde 301-302) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘De loeiende tier’. ‘DE LICHTMYTHE DOORVERTELD/////Op de zeedijk uitgelaten de zonnestaart dragend/duwt mijn dochter de kinderwagen waarin Oskar kirt,/en ik,gezwind naast haar,de rolstoel van mijn vader.///In een strandwinkel kopen wij een emmertje boorde-/vol kleurige vormpjes en schepjes,dat mijn vader lucht-/hartig aan mijn kleinzoon schenkt onder het éénziende///oog van mijn dochter en mij. De golven knikken mee:/wij voelen de ene onophoudelijk in de andere vervloeien,/hand over hand een zandkasteel bij de branding innemen.'(bladzijde 30)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het woord ‘sinkering’. (bladzijde 166)