met ‘Het schrift'(Derrida) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is’. ‘Het is een zin met een raadselachtige betekenis en context. Wij weten niet wat Nietzsche ermee heeft willen zeggen. De raadselachtigheid wordt nog vergroot door de aanhalingstekens waartussen de zin is gevat. Zij wijzen op een citaat,op het feit dat deze zin misschien niet geheel en al ‘van de hand van Nietzsche’ is,ook al weten we niet waaraan hij deze zin dan wel zou hebben ontleend. Op het eerste gezicht lijkt de zin volstrekt duidelijk,zo geeft Derrida toe. ‘Iedereen begrijpt wat “Ik heb mijn paraplu vergeten” wil zeggen. Ik heb een paraplu,die wel degelijk van mij is en die ik vergeten heb. Ik kan het ding beschrijven. Nu,op dit ogenblik,heb ik hem niet meer,ik moet hem dus ergens vergeten hebben,enzovoorts.’ De zin ‘Ik heb mijn paraplu vergeten’ is helder en laat zich zonder enig betekenisverlies van de ene taal overzetten in de andere. En toch confronteert hij ons,juist dankzij die ogenschijnlijke helderheid,met het feit dat we niet weten wat we ermee aan moeten,dat er kennelijk een betekenis is die wij niet kennen en die zich niet laat achterhalen. ‘De structuur van dit fragment [is] erdoor gemarkeerd dat het voor altijd onaangetast en zonder context kan blijven’,aldus Derrida. ‘Niet alleen losgesneden van de omgeving waarbinnen het werd voortgebracht,maar ook van elke intentie en van elke zeggingswil en die toe-eigenende signatuur voor ons principieel ontoegankelijk blijven.”(bladzijde 318-319) Nu weer verder met het gedicht ‘Ouverturen’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. ‘De branding aan mijn lijf. Witte ruis/waarmee de zeesprenkel door mij heen trekt/vat het water de dichter lichter,doordrenkt mij,/de zwaarte voorbij en klaterend op de tippen/van mijn tenen het hoofd hemelruim/boven de deining sla ik mijn tongslag./Klaarwakker duikelen de woorden uit mijn mond,/spatten de golven van het ochtendrood in./Ribbedebie regel na regel innig glansvinnig/meegevoerd door de zonneklokzwengel'(bladzijde 8) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘plaggen wakken weiwimpers over’. (bladzijde 204)