met ‘Vrijheid'(Proust,Bergson,Husserl,Sartre,Beauvoir) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het woord ’transcendentie’ heeft hier geen enkele relatie meer tot het goddelijke of het hemelse.Hij wil er alleen mee zeggen dat het ‘ik’ samenvalt met de overschrijding van de eigen (denk)sfeer naar de wereld. Het bestaat slechts in die dynamiek;het is niet een ‘identiteit’ die ergens als een kern in het denken van de persoon aanwezig zou zijn. Denken we het ‘ik’ op die manier,dan maken we het tot een ding dat eigenlijk niet verschilt van de dingen in de wereld. Alle spanning en dynamiek waarin het ‘ik’ volgens Sartre nu juist bestaat,zou eruit geweken zijn – en dan zou het dus zichzelf vreemd zijn geworden, Dat is nog altijd Sartres grondgedachte wanneer hij in 1943 zijn filosofische hoofdwerk ‘Het zijn en het niet’ publiceert. Hij ontwikkelt daarin misschien wel het laatste klassieke systeem dat in de wijsbegeerte nog serieus genomen is. Uitgaand van het meest abstracte en algemene begin dat in de filosofie denkbaar is,vraagt hij zich af:wat moet ik me eigenlijk bij ‘zijn’ voorstellen? En hij neemt daarbij allereerst de bestaanswijze van een ding als voorbeeld. Een ding,zo stelt hij vast,is simpelweg wat het is. Het valt volledig met zichzelf samen. Natuurlijk,een ding kan veranderen. Maar daarbij gaat het niet om een verandering die het ding zou bevrijden uit de gevangenis van zijn wezen. Het ding kan volgens Sartre niet beslissen iets anders te worden:daar heeft het de vrijheid of de speelruimte niet toe.'(bladzijde 235) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Taalmineraal’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘ Lente haalt onze schaduw in./kleuren hollen ons voorbij./staafjes kegelen de tijd om./lichtzinnig met taallinnen/spannen wij het landschap in./scharlaken.god netvleugelig./boomvork:stemvorm.atonale/zinsbouw.wolk slaakt een zucht./de zon spreidt ons alfa-bed.'(bladzijde 82) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten) de woordgroep ‘op de brede zee van mijn oproep’.(bladzijde 227)