met ‘Een absurde paradox'(Kierkegaard,Camus)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het estheticisme laat zich kennen in een bewuste onverschilligheid tegenover de wereld die wordt opgevat als louter schouwspel,schijn en illusie. Dat is de houding die Charles Baudelaire,een tijdgenoot van Kierkegaard,herkende in de figuur van de dandy en de flaneur,paraderend door de Parijse passages die vanaf het begin van de eeuw in groten getale werden aangelegd. Kierkegaard dacht daarbij waarschijnlijk mede aan zijn eigen studentenjaren,waarin hij in de cafés van Kopenhagen hartstochtelijk discussieerde over politiek en esthetiek. En vooral aan zijn verloving met Regine Olsen in 1840,die hij na een jaar weer verbrak,misschien uit angst voor zoŽn beslissende en verantwoordelijke stap als het huwelijk. Kierkegaard zou zich zijn ‘lichtzinnige’ verloving jarenlang blijven verwijten als de immorele frivoliteit van een Don Juan:samen met Faust een van de belangrijke archetypen in zijn werk. In zijn boek ‘Of/of'(1843)beschrijft hij diens denkwereld in novellevorm onder de titel ‘Het dagboek van de verleider’. ‘Of/of’:dat wijst op een scherpe keuze,en kiezen is nu juist de inzet van het tweede ‘stadium op de levensweg’:dat van de ethische mens. Deze overstijgt het egoïsme en de afzijdigheid van het esthetische stadium en stort zich in wat later een ethisch ‘engagement’ zal gaan heten.'(bladzijde 213-214) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht dit keer uit de reeks ‘Zij moeder’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Met lichtlinnen/handen graaft zij/mijn getater onder./Alles zou ik doen om/te mogen opblijven./Ik alleen weet waar/de schatkist ligt,/maar zeerovers zijn/gevaarlijk in de buurt./Zij schatert het uit;///toch helpt er geen/moederlief aan. Ik strand/op blinde klippen./Met man en onmacht/spoelt moeheid aan./Haar nachtzoen vloeit/in mijn voorhoofd./En de maan,zuivere/duif op de doodsmuur,/schept een engel.'(bladzijde 124) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘kerk kapstok van krankzinnigen’.(bladzijde 229)