met ‘Een absurde paradox'(Kierkegaard,Camus)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Mijn levensweg is goed omdat hij ‘my way’ is,weggerukt uit de onwaarheid van het algemene of het ‘men’,zoals Martin Heidegger later zal zeggen. Jouw lied Bij Kierkegaard blijft deze waarheid gebonden aan de erkenning van een transcendente dimensie en gehoorzaamheid aan het goddelijke. Daarin eindigt zijn denkweg,die zonder die afronding voor hem zinloos zou zijn. In de existentiefilosofie van de twintigste eeuw zal dat religieuze element gaande weg verdwijnen. Maar op talrijke punten zal Kiekegaard daarin niettemin zijn sporen nalaten. Om te beginnen is de notie van het menselijk tekort grondleggend geworden voor veel wijsgerige inzichten van de twintigste eeuw. Anders dan bij Kierkegaard staat er in deze eeuw echter geen verlossing meer tegenover deze menselijke onvolmaaktheid,die daardoor alleen maar nog zwaarder gaat wegen. Daar komt het besef van de absurditeit van het bestaan nog bij. Vooral Albert Camus zal daarvoor veel plaats inruimen. De mens is geroepen tot een opdracht,zoals het realiseren van het goede,rechtvaardige leven,maar hij weet dat hij die nooit zal kunnen voltooien,zo stelt Camus tijdens de Tweede Wereldoorlog vast in ‘De mythe van Sisyfus’. De werkelijkheid is fundamenteel tweeslachtig. Het goede is er nooit zonder het kwade.'(bladzijde 215-216) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Zij moeder’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Er waait een forse koopjeswind:/etalages stormen op ons los. Dol-/drieste prijzen ruimen elkaar op./Wij schuimen winkel in,winkel uit;/ik kan er niet onderuit,ik zit er/middenin:in de paskamer past zij/mij lange broeken en hemden aan./Spiegeltje aan de wand,al bij al/ben ik de knapste van het land./De reclame pakt mij mooi in.///Van al dat geloop krijg ik grote/zit,en moet hoogdringend plassen./De room van een ijssalon zalft mijn/verloren speeltijd. Vanille en ik,/o wij hebben een idylle met elkaar./en dan met pak en plastic tas/in de autobus winkelvol schok-/schouderend gekakel dwars door/de stad geschud. Zij knikt wanneer/ik op het belletje mag drukken.'(bladzijde 128) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘jezus het bloed van zijn bruid’.(bladzijde 229)