met ‘De dood van God'(Nietzsche,Wagner)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De wereld is nu eenmaal in zichzelf gebroken en conflictief,zo zegt Nietzsche Schopenhauer en de romantici na. En daarom is het lijden onontkoombaar. Dát is het pessimistische inzicht dat de Atheners in hun tragedies tot uitdrukking brachten,zij het in een kunstzinnige,apollinisch getemde vormgeving die de boodschap draaglijk maakte. De vorm behoedt de toeschouwers voor het geweld van het inzicht en loutert hen. Aristoteles had dat in zijn ‘Poëtica’ al gezegd:wat het publiek bij de tragedie ondergaat is een ‘catharsis’,een reiniging van de ziel die zich verzoent met wat in het leven eigenlijk onverzoenlijk is. Die tragische kracht ziet Nietzsche bij latere tragedieschrijvers als Euripides langzamerhand teloorgaan. Met diens tijdgenoot Socrates wordt in het Griekse denken de idee van de rede oppermachtig,en daarmee ook de illusie van een eeuwige orde die door de rede zou kunnen worden ontdekt of zelfs gesticht. De gevoeligheid voor de veranderlijkheid en teloorgang van alles wordt,met andere woorden,door deze socratische wending in de filosofie geloochend. Deze wending krijgt zijn beslag bij Plato,die zich dan ook distantieert van de aarde en de ware werkelijkheid zoekt in een andere sfeer:die van de ideeën die eeuwig zijn en onveranderlijkheid,maar dus onaards.'(bladzijde 183-184) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘In de mate van de zee’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Zeilboten mijmeren rimpels/in de voorhuid van de horizon./Surfers trekkend aan tijdzeilen/rekken de baleinen zee.///Leven rust uit van zijn ouderdom:/broze enkels vinden troost bij elkaar,/zo onderdanig leggen wij de duimen/achter de bretellen van ons verzuimen.///Verhoren wij het gefleem van de zee?/Vullen wij elkaars leemte aan?///Oma past op de papieren bloemenwinkel,/terwijl haar blonde tweeling badmintont./Opa dribbelt rond zijn kleinzoon,/Samuel moet op zijn kont blijven zitten.///De zon:pluimbal van lichtveren die ik/met mijn taalraket voortsla door de dood.///Hitte. In de blauwe grot van Chia stort/een brandende dichter in blauw water./Son of the fisherman.'(bladzijde 168) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord.Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ verder met ‘nonnen’. ‘dat iedereen eet/dat iedereen liefheeft/dag & nacht///wees vroom vrouw en scherpzinnig/deel het lichaam met de dood/zo leeft ook de dichter de liefde’.(bladzijde 231)