met ‘De dood van God'(Nietzsche,Wagner)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De oorspronkelijke tragische uitdrukking van dit presocratische denken zou haar pendant moeten krijgen in het muziektheater van Wagner,zo schrijft hij in ‘De geboorte van de tragedie’. Maar met deze verering van het tragische bestaansmysterie krijgt Nietzsche het gaandeweg steeds moeilijker. En dat niet alleen. Wagner lijkt zich in zijn opera ‘Parsifal’ weer helemaal in christelijk vaarwater te begeven. Nietzsche ziet daarin een verraad van zijn vriend aan wat ooit hun gezamenlijke strijd voor een nieuwe cultuur was. Wanneer hij in Bayreuth de repetities voor de première van deze opera bijwoont,wordt het hem – zoals hij zelf later zou schrijven – te veel. Hij vlucht weg en daarna zal zijn relatie tot Wagner tot uitdrukking komen in almaar bitterder schotschriften tégen hem. Nietzsches eigen verlangen naar een nieuwe cultuur aan gene zijde van het christendom wordt er echter alleen maar sterker door. Over een nieuwe Duitse cultuur spreekt hij inmiddels niet meer. Zijn perspectief is Europees geworden en dat wil in de toenmalige verhoudingen zeggen:’mondiaal’. De Duitsers,die na de Frans-Duitse oorlog van 1870-’71 een nieuwe wereldmacht geworden zijn,hebben zich daardoor alleen maar in hun burgerlijke benepenheid laten sterken,zo meent Nietzsche dan. Voortaan heeft Nietzsche een boodschap aan de mensheid als geheel en zal hij het liefst buiten het Duitse grondgebied verblijven:in Frankrijk en vooral Italië.'(bladzijde 185) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘In de mate van de zee’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Samuel gaat. In de winkel van de tweeling/plukt hij grof al de bloemen af./Op zijn kont moet Samuel zitten,/en putjes scheppen met zijn schopje!///Met de blote hand wordt voelbare/verwantschap tussen de werkwoorden/delven en sterven geopenbaard./Mijn dochtertje graaft een kuil/waarin ik koel zal liggen. Straks.///Van jongsaf leren het leven/begraven. Gravitatie. Diepte./En vallen zoals bevallen.///De vrouw die mij baarde blijft/het kind in mij verlossen./Ongewild krijgt elk gebaar een naam/die weer wijdere gebaren geeft.///De grandezza van de zee. Grave noteer ik/op mijn partituur. Velden vol granen./Een zeepaard waar zoetwaren van heimwee/zich vergaren in augustuswarme korven./Zijn wij vruchtvlees van de zon?/Gefruite herinnering aan Gods smaak?'(bladzijde 170) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘o tempora o mores’ ‘na zoveel doden niets dan goeds of beters/nu de grote stapel door de grote afstand geslonken/tot een molshoop op de horizon/mag weer de hoop te leven doden de twijfel///of de twijfel wordt weer luxe een gewoonte/in de zon te staren om bij het neerslaan der ogen/de dag te zien verbranden tot een korte nacht'(bladzijde 233)