met ‘Verstrooiing'(Madame de Staël,Luther)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Daarbij komt een andere antropologische categorie om de hoek kijken. Opnieuw doet een specifieke kijk op wat voor soort wezen de mens is hier het totale wereldbeeld om zijn as draaien. Het protestantisme,dat in de toonaangevende Duitse staten van die dagen op politiek-cultureel vlak dominant was,is bij uitstek de godsdienst van de innerlijkheid. Het neemt het evangelie serieus dat wie zich wil richten tot God,geen tempel nodig heeft,maar kan volstaan met de eigen binnenkamer. In het protestantisme verschijnen er eigenlijk maar twee spelers op het toneel:de mens staat oog in oog met de Allerhoogste. Tussen hen beiden is niets:geen kerk,geen hiërarchie,geen leergezag,geen uitwendigheid. God kijkt de mens direct in de ziel en het is de ziel van de mens die zijn waarde uitmaakt. Gelooft hij?'(bladzijde 137) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. Titel:’Verwording’. ‘Een uit zelfzuchtige zee bij zonsondergang/rollende trap,azuren hemelgevouw,recht/naar de verste verdieping van werkelijkheid/traag hoger en hoger oprijzende lichamen,/silhouetten,schaduwen,kleuren,klank,licht/en rook,verblindend;en dan:een glanzende/leegte,voortdurend door handzachte engelen'(bladzijde 209) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘levensloop’. ’tijd opgezocht/met eeuwige zaken niet gevochten/toch een groot roker van verbrandende dingen/allicht omgeven mijn asbak geuren van heiligheid///ik hoon verleent de potentaat mij gunst/werkt hij met woorden die ik liefheb/ik vertaal ze in mijn eigen zetkunst/van majuskel tot inktvlek///muziek maak ik met dorre takken/en zing een aria van mistige dagen/onder mijn boom is het buitengewoon/driftige spinnen knevelen een nijvere bij'(bladzijde 309)