met ‘Verstrooiing'(Madame de Staël,Luther)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Datgene waaraan mensen hun identiteit en waarde ontlenen is niet in algemeenheden te vatten,maar onverwisselbaar. Die specificiteit is de grootste schat die ze hebben en vandaaruit moeten ze dus worden begrepen. ‘De’ mens en zijn rede raken geografisch verstrooid. Het nationalisme is een emancipatiebeweging die perifere volkeren en beschavingen opnieuw het bestaansrecht wil toekennen dat hen door het universalistische centrum lijkt te worden ontzegd. De nationale bewegingen ontstaan niet vanuit de wil andere volkeren te domineren of elimineren,maar als een verdedigingslinie tegen een hen vreemd beschavingsoffensief waarin zij hun eigenheid bedreigd zien. Bijna alle landen rondom het Franse ‘centrum van beschaving’ zullen in de negentiende en twintigste eeuw in sterkere of minder sterke mate door deze nationale begeestering worden aangestoken. Het Vlaamse nationalisme is er een levend voorbeeld van. Ook in de kunsten,heel in het bijzonder in de muziek,komt dat tot uitdrukking. Eerst zoals we zagen in de Duitse Romantiek,maar in de tweede helft van de negentiende eeuw alom in perifeer Europa.'(bladzijde 140) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Liefdevlaag’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘lang eenzaam was geweest.eerst zag ik geen diepte-/perspectief meer. toen zag alles er plat uit en voelde/koud aan. het was net alsof ik nog een heel klein kind/was.daarna ging mijn lichaam zweven als een ballon./ik kwam terecht in een groep glijroeiende flamingo’s,'(bladzijde 213)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ’theater’. ‘van het wankel lustspel dat men opvoert/alle lust vergaan en al het leed vergeten/hoe men ook de tong tot vlammen aanvuurt/of aan de attributen tilt de doden en die leven/het is steeds de eendere beroemde ontroering die men aanroert///hier en daar aan de echo van het leeg toneel kleeft nog/een nadachtig woord dit is niet gegeven noch genomen/en een aardse engel vecht eenzelvig met zijn vleugel/maar overvleugelen doet alleen de snurkende souffleur/het bordpapieren woud ’t kartonnen trianon de pedante/figuranten en de brallende boniseur///als eindelijk aanzwelt het applaus/razend lek in onderdak gebrachte buitensporigheden/weet men nog honderdmalen op te treden/in dezelfde rol zich vertredende van claus tot claus'(bladzijde 323)