met ‘Het volk en zijn eigenheid'(Leibniz,Herder,Walter Scott)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Zo roept Walter Scott de Engelse afkeer van het omineuze Franse mengsel van oppervlakkige etiquette en opdringerige superioriteit in het verleden op,om daarin dezelfde gevoelens te weerspiegelen die zijn landgenoten ook in zijn eigen tijd nog koesteren. De geschiedenis dient om die animositeit te verklaren:ze heugt al van ver. Maar tegelijk ook om haar te rechtvaardigen. De historie is verleden én heden tegelijk – en samen geven zij vorm aan het Engelse volkskarakter waarin de Britse fierheid rust. Toch blijft Scott niet bij die vijandigheid staan. De held van de roman,Wilfred van Ivanhoe,is een fervent verdediger van de wettige koning Richard Leeuwenhart,wiens troon werd geüsurpeerd door zijn sinistere broer Jan zinder Land,terwijl Richard vocht in het Heilige Land. Maar ook de ‘goede koning’ Richard is een Normandiër,zoon van Hendrik II en Eleonora van Aquitanië. Aan het slot van zijn roman verzacht Scott de tweespalt in het Engelse hart met het huwelijk van Rowena en Ivanhoe. Zelfs ‘Cedrica afschuw van het Normandische koningsgeslacht werd (daardoor)sterk ondermijnd’. In het begin van zijn roman heeft hij dat al laten doorschemeren in het lot van de taal van zijn land. Voor alle nationalisten was taal het kroonjuweel van hun patriottisme. De omgang tussen landheren en onderhorigen mondde uit in ‘een mengvorm van het Frans en het Engels,waarmee zij zich onderling verstaanbaar konden maken. Vanuit deze onvermijdelijkheid vormde zich stapsgewijs de structuur van de huidige Engelse taal,waarin de spraak van de overwinnaars en die der overwonnenen zich met zoveel vrucht hebben samengevoegd.”(bladzijde 132-133)Dit was hoofdstuk 8. Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Eindelijk bevrijd’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘hoewel ik er niet om vraag.ik hoef niet meer te denken./mijn inzicht verzinkt in het niets bij mijn lichtvoetigheid,/autonoom nemen mijn benen allerlei beslissingen,/ze negeren al dan niet rode stoplichten,ze halen in/of remmen zomaar.al wat ik moet doen is lopen en/alles en iedereen houdt me gezelschap.zolang ik loop/ga ik niet dood,zolang ik loop hoef ik niets te vrezen.'(bladzijde 222)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Leve Echo. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘sociëteitsfeest’. ‘de schuimend heren beladen met de ledigheid/stonden van tafel op betraden de veranda/bezagen de stilte van de besneeuwde en slapende stad/en riepen lallend en lachend om plezier plezier///in de verbleekte stad/bleef het zwarte zwijgen niettemin heersen/alleen uit de ledige hemel viel/het ontzaggelijk geslachtsdeel'(bladzijde 395)