met ‘Tweeslachtigheid'(Kant,Augustinus,Rousseau)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Zoals hij door Hume uit zijn epistemologische ‘dogmatische dommel’ was gewekt,zo was hij ten aanzien van de inborst van de mens diep onder de indruk van het werk van Jean-Jacques Rousseau,dat hij intensief had bestudeerd. Opmerkelijk is dat wel. Want hoewel Rousseau in veel opzichten behoorde tot de denkers van de Verlichting,zocht hij de menselijke goedheid nu juist niet in de voortgeschreven redelijkheid,die zichtbaar gestalte zou krijgen in een steeds hoger ontwikkelde beschaving. Integendeel:die goedheid werd door die beschaving juist bedreigd,zo betoogde Rousseau keer op keer in zijn geschriften. Toen Kant in de mens een natuurlijke neiging tot goedheid veronderstelde,verliet hij zich dus niet uitsluitend op het principe van de rede. Hij ging ook uit van een inborst die dankzij Rousseau bijna stiekem romantische trekken vertoont. Die inborst is iets natuurlijks – en deze natuur werd door Rousseau hartstochtelijk verdedigd tegen de aanspraken van de ‘civilisatie’. Want de vooruitgang waarvan de Verlichtingdenkers zich de voorhoede waanden,was volgens Rousseau niet meer dan een gemengde zegen. Ze maakte de mens niet beter,maar veeleer steeds kunstmatiger,en vervreemdde hem daarmee van zijn wortels. Het was dus zaak die oorspronkelijke goedheid te bewaren,tegen de tendens van een zich almaar hoger ontwikkelende beschaving in.'(bladzijde 95) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van H.C ten Berge uit de bundel ‘Poolsneeuw’. Titel ‘Lied in het landschap gevonden’. ‘Niko pirosmanashvili ben ik/En men treiterde mij dood/Ik kijk te lang reeds naar een man in de sneeuw/Die harmonika speelt op behendige wijze en danst/Bij het spel///Sneeuw die een snik-/Heet beeld/Blinkt in mijn ogen/Nu vader zon zijn zeven paringen te boven komt/Ik bedoel///Die mij blind heeft geschitterd/En hoogmoedig zich terugtrekt in de wind///Ze denken dat ik gek ben/Want op afstand hoorbaar zijn de kinderen/Die appels reven/Voor de winter aan mijn boom hangen appels/Elke vrucht laat zich kapen bij mij///Daarom ik kijk naar een man in de sneeuw/Die muziek torst en penselen/Zachtheid in zijn klank verspeelt/Niko pirosmani ben ik/En men treiterde mij dood///Bedenk dat wel.'(bladzijde 11) Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Niet zomaar. Vanwege Lucebert vooral. Leve Echo. Leve de hommage. Leve het langzame lezen. Schrijven. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘overal overeengekomen over ons heen:’. ‘overal overeengekomen over ons heen:/twee regels smaadschrift tegen het onvoorziene/de overall van het opperwezen/de trein tegen de tijd/een reis zonder gedruis/meisjes die aandachtig de/tekeningen hunner verloofden bekijken/vage berichtgevende bomen/luchtkogels die de urinoir verlaten/de wereldreis van water/vluchten onder getongklak van schuim/de luchtige ruimte/omdat het morgen mooi weer is/de begeerte van vlinders/de hartstocht der nachten/de achterklap aan de voordeur/de deurnis///de prille dagen tussen maart mei april.'(bladzijde 431)