met ‘Tweeslachtigheid'(Kant,Augustinus,Rousseau)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Rousseau is van die tweeslachtigheid zelf het beste voorbeeld. Hij hoort zowel bij de Verlichting als bij wat in het begin van de daaropvolgende eeuw de Romantiek zal gaan heten en waarin een totaal ander mensbeeld burgerrecht zal gaan opeisen. De grondtrekken daarvan worden zowel in de persoon als in het werk van Rousseau al zichtbaar. Zelf was hij een nogal hoekig individu dat zich slecht thuis voelde in de cultuur van zijn tijd,waarin strijkages en ingewikkelde beleefdheidsformules de toon aangaven in de omgangsvormen. Hij kreeg ruzie met bijna iedereen,inclusief de goedige David Hume,die hem gastvrijheid en financiële hulp bood nadat Rousseau tijdelijk naar Engeland was uitgeweken. Er waren hoog oplopende confrontaties met Diderot en d’ Alembert,de hoofdredacteuren van de ‘Encyclopédie’ waaraan Rousseau meewerkte. Liever dan in de Parijse salons hield hij zich ten slotte als ‘eenzame wandelaar’ op in de natuur,waar hij zonder sociale druk zichzelf kon zijn. Die laatste uitdrukking klinkt misschien wat modieus. En inderdaad:erg achttiende eeuws is ze niet. Of liever:bij Rousseau krijgt iets vorm wat pas veel later in het existentialisme de hang naar authenticiteit zal gaan heten. Wie ben ik? Wat is mijn eigenste,onvervangbare ‘ik’? Die vragen waren tot dan toe zo niet onbegrijpelijk,dan toch irrelevant geweest. Misschien had alleen Michel de Montaigne er in zijn ‘Essays’ zo0n twee eeuwen eerder aan geraakt.'(bladzijde 96) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Poolsneeuw’. Ik ben bezig met een hommage aan hem. Titel van het gedicht ‘Winterboom’. ‘Als onderaards er is poëzie/In de mens / ontgroeit zij de schors/Een vogel rilt in mijn hand/De namiddagzon sneeuwt hiëroglyfen/Rond de stam'(bladzijde 12) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzondere dichter:weer een gedicht uit ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Leve het overschrijven. Titel ‘er is een mooie rode draad gebroken in de ochtend’. ‘er is een mooie rode draad gebroken in de ochtend/er is de grond vochtig een kind slapend tussen woedbijt/er is een vrouw bij vrienden blijven slapen/er is een scheerstoel in de hemel opgenomen/er is een kamer ademloos gaan lopen/er is een kamer radeloos een leeg gelopen/er is een koker opgestaan met ledematen/er is een open oven hevig gaan bloeden///ik ben niet verzekerd/ik ben bij gebleven///ik ben op de doffe lucht van achtervolgers/langzaam uitgegleden uit/mijn eigen adem hijgt zijn zeilen/zijn zeezeilen zagen de wind/de wind valt om/om en om/(au)/er is een mooie rode draad gebroken in de ochtend.'(bladzijde 430)