met ‘Tweeslachtigheid'(Kant,Augustinus,Rousseau)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Ze herhaalde de revolutionaire ingreep van Rousseau voor haar eigen leeftijdsgroep en schoof het moment van volwassen worden (en aanpassing aan de maatschappelijke orde en plicht) opnieuw één of zelfs twee decennia op:eerst de nozems,toen de hippies en ten slotte de punk. Van al die groepen (en generaties)eerde die van de hippiebeweging ook nog op een andere manier de erfenis van Rousseau. De hippies keerden zich niet alleen tegen de cultuur van de ouders,maar ook tegen de waarden van ‘de’ cultuur op zich,voor zover die ontaard was in geldaanbidding,welvaartsverslaving en een vervreemdend arbeidsritme dat alles naar zijn hand zette. In hun kritiek op vooruitgangsgeloof en verering van de technologie echoden de hippies Rousseaus verzet tegen een beschaving die dankzij haar eigen prestaties en geesteskinderen de voeling was kwijtgeraakt met waar het in een mensenleven eigenlijk om ging:liefde,authenticiteit en een vreedzaam samenleven met de natuur en de aarde. Het onbetwistbare hoogtepunt van de hippiebeweging was het grootse popfestival dat in 1969 gehouden werd in Woodstock,Upstate New York,en dat bekend werd door de mega-film daarvan die het jaar daarop een zegetocht begon door de hele westerse wereld. Vrijheid,schoonheid,liefde,seks en verbondenheid met de aarde,zelfs wanneer daarvoor een rituele dans nodig was tegen de regen die het hele festivalterrein tot één grote modderpoel maakte:dat waren de ingrediënten van wat één nieuwe,utopische mensheid leek.'(bladzijde 102-103) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Poolsneeuw’. Titel ‘Zuidelijk’. ‘Op hoogvlakten hapert adem/Oproer noch stilstand gaat uit van de bron///De dood behekst/Een wespennest/Zingt in het ezelsvel/Schaduwloos breken rapieren in het licht///De stier schraagt het steekspel,gehoond/Door de zon///Geen dier biedt de hals aan gespuis/Dat zijn strot als ademnood omhelst./Het tuimelt///Dovend/Doelwit verbergt zich de stem/In het laagland'(bladzijde 21)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel ‘fragment:louteringsbergen’. ‘1/stenen zonnen dansen/boven de elastieken tuin/kijk schuin de insekten in/zij stralen/ -later///op Bv Raspail/die gebogen broeder/las zijn brevier door een loupe/stekels scherven schorseneren/in zijn gezicht een dorstige tuin/zijn gezichtshoek///glanzend kabouterbrood/lag in zijn hals/ -louterings uitwas?/was hij van UtiCa?/Cato? cUra’///oud dwergbeen bedwelmd/door manshoge hoofden/zingend van stil staan/huilen tussen de mussen/oh zonde der matiging'(bladzijde 447)