met ‘Een ingewikkelde machine'(Spinoza,Mozart,Lamettrie,Ryle)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Zoals we al zagen moest Descartes wel zijn toevlucht nemen tot die kunstgreep,omdat hij de onsterfelijke ziel een zelfstandig bestaan moest toekennen. Hoe zou ze anders de dood van het lichaam overleven? Ryle heeft van die theologische beperkingen geen last meer en daarom kan hij de ‘geest'(hij spreekt over ‘mind’ en niet over ‘soul’)opvatten als het organisatieprincipe van het menselijk bestaan en handelen. Hoewel hij daarom vaak in de hoek van het behaviorisme is geplaatst (het psychologisch-filosofische positivisme dat zegt dat de geest bestaat in het ‘gedrag’ van mensen),voelt Ryle zichzelf eerder verwant met de fenomenologie die de werkelijkheid opvat als een ontmoeting tussen materie en bewustzijn. Of dat bij Lamettrie ook zo was,kun je je afvragen. Uiteraard lag het fijnzinnige denkkader dat de fenomenologie zou ontwikkelen toen nog minstens anderhalve eeuw in het verschiet. De beelden en metaforen waarmee hij zijn gedachten aanschouwelijk maakte,waren ironisch genoeg eerder ontleend aan Descartes,voor wiens denkkracht hij (anders dan voor die van zijn slaafse volgelingen) veel ontzag had. Lamettrie volgt Descartes in de ‘mechanische’ helft van zijn filosofie en radicaliseert die. Wat Descartes over de dieren zei,zegt Lamettrie over de mens. ‘Ik ben al tevreden’,schrijft Lamettrie tegen het einde van zijn traktaat,’als men het ermee eens is dat de georganiseerde materie [wij zouden zeggen:de organische materie] is voorzien van een stuwend beginsel,dat het enige verschil uitmaakt met de niet-georganiseerde materie […] en verder dat onder de dieren,zoals ik genoegzaam heb bewezen,alles afhangt van de verscheidenheid van die organisatie.”(bladzijde 61-62) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘O de aarde’ gedicht nummer 17 van H. C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ’17////Jij schreef:///Hoe innerlijk vuur een uitslaande brand,/het sublieme bescheiden,/de honger verzadiging was,/ en ik mij door niet-weten gedreven/in de ijzers der onthechting sloeg/en een leegte beleed/die mijn verlorenheid verlichtte.///Hoe Ockhams scheermes wegsneed/wat het zich op de eenvoud benam;/hoe de taal toen verdunde,/ het leven in ademnood kwam./Achter leegte en licht/lag een wereld op drift/en wachtte een bloedrode aarde-‘(bladzijde 39)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer verder met ‘drie gedichten voor bert bakker’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel gedicht 1 ‘swing it out boys!’ ‘licht geeft nekslag/dat had je niet gedacht/op de trap naar de zwevende hemel///maat struikelen komt van pas/juist in duisternis/de vuile was valt dàn niet op/als niemand lijkt op wat hij was///als iemand lijkt op wat hij was/zo bloot als dood voor de dood/zo licht als een veer en met een vleugelslag/dicht bij het bewegende licht///lacht hij om wat verval/want wat je verliest wordt niet geacht/de hele speelbal blijf je zolang je nog zweeft'(bladzijde 485)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.