Weer verder met het essay ‘Een wak in het spreken’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Hermetisme, dat in de vorige eeuwen meer een kwestie van spel en geleerdheid was geweest, een poging om volgens de leer van Hermes Trismegistus een alchemie met woorden te bedrijven, werd door deze tragisch gestotterde ‘on-zin’ tot symbool van het moderne existentialistische bewustzijn. Hermetisme werd een lot, een existentieel litteken, een manier om voelbaar te maken wat niet anders, vooral niet eenduidig gezegd kon worden. De spreekfiguur ging ten onder in een embleem, een allegorie waarin oudere betekenissen rondtolden. Dat is, volgens Holderlin in zijn teksten over de Griekse tragedie, de cesuur in de taal waar zich de werkelijke betekenis van de menselijke tragiek bevindt – maar het is evengoed de werkelijke tragiek van de betekenis. Omdat hij dit zo doorleefde en besefte, werd hij de vertolker van het moderne levensgevoel.
Paul Celan knoopt een eeuw later bijna naadloos bij deze gedachte aan. Hij heeft het in zijn poëzie over de ‘open glottis’, de open stemspleet waardoor nog slechts de adem ruist. Dat beeld wordt een metafoor voor de afgrond van zwijgen die in zijn pijnlijk suggestieve gedichten was ontstaan. Zijn hermetisme was geen kwestie van een theoretische of poëticale overtuiging of van ‘elitair taalgebruik’ zoals men dat nu noemt, maar het resultaat van een existentiële houding, een mentale pijn die hem ongeschikt maakte voor een gemeenschap waarin alleen het uitdrukkelijk gezegde als constructief en reëel werd beschouwd. In onze tijd wordt deze problematisering van dat zogenaamd spontane spreken meestal als aanstellerig terzijde geschoven. De verlichte mens heet te weten wat hij zegt. Maar juist de Verlichting, als synoniem van een volledig verklaarbare wereld, kreeg in dergelijke poëzie al vanaf het begin, en dat het scherpst in Buchners karaktertekeningen van Woyzeck en Lenz, een gekwetste dialectische tegenhanger die optimistische betekenissen deconstrueerde, terwijl – of beter omdat – die eenduidig verlichte wereldvisie nog maar pas vorm kreeg.’ (Bladzijde 25-26) Dit is fragment16. Wordt vervolgd.