Weer verder met het essay ‘Locus amoenus’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘De mobilisatie van Arcadia’.
‘Weliswaar suggereert hij dat je dit aardse bestaan achter je moet laten, maar het is in het Purgatorio dat we de werkelijke situatie van het menselijke leven herkennen. In zijn boek ‘Woede en tijd’ (2007) heeft Peter Sloterdijk het over de betekenis van het vagevuur voor een politiek van de tolerantie en het denken van het gematigde midden. Het vagevuur vormt volgens hem de ‘naspeltijd’ van onze bestaanstijd op aarde. Maar het is ook een eeuwig rekbaar voorspel van een niet bereikbaar paradijs. Indien deze tussenruimte met haar arcadische schijn werkelijk de ‘naspel-ruimte’ van het menselijk leven vertegenwoordigt, waar de dichters en denkers een veilig onderkomen vinden, dan blijkt de transcendente, geëigende plek van de literatuur vooral een plek van de transitie, van de overgang en de tijdelijkheid – in het licht van een, voor de klassieke auteurs, nooit arriverende eindtijd.
Het vagevuur is de plek waar je, door het doorbrengen van een bepaalde tijd, gelouterd raakt en je voorbereidt op een hogere transcendentie, en wat de klassieke auteurs betreft: wetend dat je die nooit helemaal zult bereiken. Dante spreekt er met Publius Papinius Status, een dichter uit de eerste eeuw na Christus. Statius vergezelt hem en Vergilius zelfs op hun tocht over de Louteringsberg. Hij ontmoet er evengoed de gulzige dichter Bonagiunta Orbicciani en palavert met hem over de ‘dolce stil nuovo’, de literaire stijl van zijn tijd; er wordt gesproken over Euripides en Antiphon, maar ook over Antigone en nimfen als Thetis en Deidamea; er is sprake van Terentius en Plautus; van Juvenalis en van Homeros, die door de Muzen het meest werd bemind.’ (Bladzijde 123-124) Dit is fragment 11. Wordt vervolgd.